Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- joints:
-
joint:
- gewricht; verbinding van beenderen; lus; knoop; kink; lusvormige kromming; draai; kronkel; lasnaad; las; welnaad; geleding; verbinding van lichaamsdelen; rij manschappen; gelid; stickie; gewrichtsknobbel
- gemeenschappelijk; algemeen; meer personen betreffend; samenhangend; verbonden; verenigd; een eenheid vormend; aaneengesloten
-
Wiktionary:
- joint → joint, stickie, bak, nor, zaak, verbinding, gewricht
- joint → gezamenlijk, gezamenlijke, gemeenschappelijk
- joint → gewricht, joint, algemeen, gemeenschappelijk, gezamenlijk, gemeen, naad, voeg, pakking, reefer, stick, stickie
Engels
Uitgebreide vertaling voor joints (Engels) in het Nederlands
joints:
Vertaal Matrix voor joints:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
lasnaden | joints; weldings; welds | |
lassen | joints; weldings; welds | |
welnaden | joints; weldings; welds | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
lassen | join; weld |
Verwante woorden van "joints":
joint:
-
the joint (ligature; hinge; hinge joint; ball-and-socket joint)
-
the joint (loop; slip knot; tag; looping; coil; kink; twist; twisting; torsion; spiral)
-
the joint (welding)
-
the joint (articulation)
-
the joint (rank; file)
-
the joint (reefer)
-
the joint (ball-and-socket joint)
-
joint (communal; common)
gemeenschappelijk; algemeen; meer personen betreffend-
gemeenschappelijk bijvoeglijk naamwoord
-
algemeen bijvoeglijk naamwoord
-
meer personen betreffend bijvoeglijk naamwoord
-
-
joint (unifying; associated; interconnected; interdependent)
samenhangend; verbonden; verenigd; een eenheid vormend; aaneengesloten-
samenhangend bijvoeglijk naamwoord
-
verbonden bijvoeglijk naamwoord
-
verenigd bijvoeglijk naamwoord
-
een eenheid vormend bijvoeglijk naamwoord
-
aaneengesloten bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor joint:
Verwante woorden van "joint":
Synoniemen voor "joint":
Antoniemen van "joint":
Verwante definities voor "joint":
Wiktionary: joint
joint
Cross Translation:
noun
joint
-
marijuana cigarette
-
prison
-
business
- joint → zaak
-
point of a rigid joint, means of joining in carpentry
- joint → verbinding
-
part of the body where bones join
- joint → gewricht
-
done by two or more people or organisations working together
- joint → gezamenlijk; gezamenlijke
adjective
-
gerelateerd aan meer dan een entiteit
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• joint | → gewricht | ↔ Gelenk — Anatomie: bewegliche Verbindung von Knochen |
• joint | → joint | ↔ Joint — mit Haschisch oder Marihuana gedrehte Zigarette |
• joint | → algemeen; gemeenschappelijk; gezamenlijk; gemeen | ↔ commun — Qui sert, qui peut servir à tout le monde ou seulement à plusieurs personnes. |
• joint | → naad; voeg; pakking | ↔ joint — Pièce assurant le contact entre différents éléments |
• joint | → joint; reefer; stick; stickie | ↔ joint — Cigarette au cannabis |