Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. irons:
  2. iron:
  3. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor irons (Engels) in het Nederlands

irons:

irons [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the irons (handcuffs; manacles; fetter)
    de handboeien; handijzers; de boeien
  2. the irons (handcuffs; manacles)
    de knevels; de ketenen; de kluisters
    • knevels [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • ketenen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • kluisters [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Vertaal Matrix voor irons:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boeien fetter; handcuffs; irons; manacles
handboeien fetter; handcuffs; irons; manacles handcuffs
handijzers fetter; handcuffs; irons; manacles handcuffs
ketenen handcuffs; irons; manacles
kluisters handcuffs; irons; manacles
knevels handcuffs; irons; manacles moustaches; whiskers
- chains
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boeien captivate; chain; enchain; enchant; enthral; enthrall; fascinate; intrigue; keep one's attention on something; shackle
ketenen chain; clamp; enchain; fetter; handcuff; shackle

Verwante woorden van "irons":


Synoniemen voor "irons":


Verwante definities voor "irons":

  1. metal shackles; for hands or legs1

irons vorm van iron:

to iron werkwoord (irons, ironed, ironing)

  1. to iron
    strijken; gladstrijken
    • strijken werkwoord (strijk, strijkt, streek, streken, gestreken)
    • gladstrijken werkwoord (strijk glad, strijkt glad, strijkte glad, strijkten glad, gladgestreken)
  2. to iron (harden; steel; toughen; become hard)
    harden; stalen; uitharden
    • harden werkwoord (hard, hardt, hardde, hardden, gehard)
    • stalen werkwoord (staal, staalt, staalde, staalden, gestaald)
    • uitharden werkwoord (hard uit, hardt uit, hardde uit, hardden uit, uitgehard)

Conjugations for iron:

present
  1. iron
  2. iron
  3. irons
  4. iron
  5. iron
  6. iron
simple past
  1. ironed
  2. ironed
  3. ironed
  4. ironed
  5. ironed
  6. ironed
present perfect
  1. have ironed
  2. have ironed
  3. has ironed
  4. have ironed
  5. have ironed
  6. have ironed
past continuous
  1. was ironing
  2. were ironing
  3. was ironing
  4. were ironing
  5. were ironing
  6. were ironing
future
  1. shall iron
  2. will iron
  3. will iron
  4. shall iron
  5. will iron
  6. will iron
continuous present
  1. am ironing
  2. are ironing
  3. is ironing
  4. are ironing
  5. are ironing
  6. are ironing
subjunctive
  1. be ironed
  2. be ironed
  3. be ironed
  4. be ironed
  5. be ironed
  6. be ironed
diverse
  1. iron!
  2. let's iron!
  3. ironed
  4. ironing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

iron [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the iron (steel)
    Ferro; het ijzer
    • Ferro [znw.] zelfstandig naamwoord
    • ijzer [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. the iron
    het ijzer
    • ijzer [het ~] zelfstandig naamwoord

iron bijvoeglijk naamwoord

  1. iron (made of iron; cast-iron)
    ijzeren

Vertaal Matrix voor iron:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Ferro iron; steel
harden making resistant; making withstand
ijzer iron; steel
stalen harden
- Fe; atomic number 26; branding iron; smoothing iron
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gladstrijken iron
harden become hard; harden; iron; steel; toughen bear; endure; lead up; persist; practice; practise; stand; tolerate; train; tutor
stalen become hard; harden; iron; steel; toughen
strijken iron
uitharden become hard; harden; iron; steel; toughen
- iron out; press
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ijzeren cast-iron; iron; made of iron
- cast-iron

Verwante woorden van "iron":


Synoniemen voor "iron":


Verwante definities voor "iron":

  1. extremely robust1
    • an iron constitution1
  2. home appliance consisting of a flat metal base that is heated and used to smooth cloth1
  3. a golf club that has a relatively narrow metal head1
  4. implement used to brand live stock1
  5. a heavy ductile magnetic metallic element; is silver-white in pure form but readily rusts; used in construction and tools and armament; plays a role in the transport of oxygen by the blood1
  6. press and smooth with a heated iron1
    • she stood there ironing1

Wiktionary: iron

iron
verb
  1. to pass an iron over clothing
adjective
  1. made of iron
noun
  1. for pressing clothes
  2. element
iron
noun
  1. een scheikundig element met het symbool Fe en het atoomnummer 26. Het is een grijs overgangsmetaal
  2. een huishoudelijk gereedschap dat gebruikt wordt om textiel glad te strijken
verb
  1. wasgoed desinfecteren en gladmaken met hulp van een heet ijzer

Cross Translation:
FromToVia
iron strijkijzer Bügeleisen — Gerät zum Glätten (Bügeln) und In-Form-Bringen von Kleidungsstücken
iron ijzer EisenChemie, ohne Plural: chemisches Element, silberweißes, bei Feuchtigkeit leicht oxidierendes Metall
iron ijzer fer — Métal

Verwante vertalingen van irons