Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. insulator:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor insulator (Engels) in het Nederlands

insulator:

insulator [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the insulator
    de isolator
    • isolator [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. the insulator

Vertaal Matrix voor insulator:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
isolator insulator insulation; isolation; non-conductor
- dielectric; nonconductor
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
isolerende stof insulator

Verwante woorden van "insulator":

  • insulators

Synoniemen voor "insulator":


Antoniemen van "insulator":


Verwante definities voor "insulator":

  1. a material such as glass or porcelain with negligible electrical or thermal conductivity1

Wiktionary: insulator

insulator
noun
  1. substance
  2. structure
insulator
noun
  1. elektrotechniek|nld stof die of lichaam dat isoleert tegen geleiding van elektriciteit (vaak van glas of porselein)

Cross Translation:
FromToVia
insulator isolator IsolatorPhysik: isolierendes Material; Material, das (Elektrizität oder Wärme) nicht leitet