Engels

Uitgebreide vertaling voor installing (Engels) in het Nederlands

installing:


Vertaal Matrix voor installing:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- installation; installment; instalment

Synoniemen voor "installing":


Verwante definities voor "installing":

  1. the act of installing something (as equipment)1

install:

to install werkwoord, Amerikaans (installs, installed, installing)

  1. to install (assemble; construct; place; )
    installeren; aanleggen; monteren en aansluiten; plaatsen; aanbrengen
    • installeren werkwoord (installeer, installeert, installeerde, installeerden, geïnstalleerd)
    • aanleggen werkwoord (leg aan, legt aan, legde aan, legden aan, aangelegd)
    • plaatsen werkwoord (plaats, plaatst, plaatste, plaatsten, geplaatst)
    • aanbrengen werkwoord (breng aan, brengt aan, bracht aan, brachten aan, aangebracht)
  2. to install (appoint; establish; institute; instal)
    aanstellen; benoemen; installeren
    • aanstellen werkwoord (stel aan, stelt aan, stelde aan, stelden aan, aangesteld)
    • benoemen werkwoord (benoem, benoemt, benoemde, benoemden, benoemd)
    • installeren werkwoord (installeer, installeert, installeerde, installeerden, geïnstalleerd)
  3. to install (set up; arrange; instal)
    installeren; inrichten
    • installeren werkwoord (installeer, installeert, installeerde, installeerden, geïnstalleerd)
    • inrichten werkwoord (richt in, richtte in, richtten in, ingericht)
  4. to install (inaugurate; initiate; instal)
    inaugureren; inwijden; plechtig bevestigen; inhuldigen
    • inaugureren werkwoord (inaugureer, inaugureert, inaugureerde, inaugureerden, geïnaugureerd)
    • inwijden werkwoord (wijd in, wijdt in, wijdde in, wijdden in, ingewijd)
    • inhuldigen werkwoord (huldig in, huldigt in, huldigde in, huldigden in, ingehuldigd)
  5. to install
    – When referring to hardware, to physically connect the device to your computer, to load device drivers onto your computer, and to configure device properties and settings. 2
    installeren
    • installeren werkwoord (installeer, installeert, installeerde, installeerden, geïnstalleerd)
  6. to install
    – When referring to software, to load the program and installation files onto your computer so that the program runs correctly. 2
    installeren
    • installeren werkwoord (installeer, installeert, installeerde, installeerden, geïnstalleerd)

Conjugations for install:

present
  1. install
  2. install
  3. installs
  4. install
  5. install
  6. install
simple past
  1. installed
  2. installed
  3. installed
  4. installed
  5. installed
  6. installed
present perfect
  1. have installed
  2. have installed
  3. has installed
  4. have installed
  5. have installed
  6. have installed
past continuous
  1. was installing
  2. were installing
  3. was installing
  4. were installing
  5. were installing
  6. were installing
future
  1. shall install
  2. will install
  3. will install
  4. shall install
  5. will install
  6. will install
continuous present
  1. am installing
  2. are installing
  3. is installing
  4. are installing
  5. are installing
  6. are installing
subjunctive
  1. be installed
  2. be installed
  3. be installed
  4. be installed
  5. be installed
  6. be installed
diverse
  1. install!
  2. let's install!
  3. installed
  4. installing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor install:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanbrengen splitting; tattle taling; telling of tales
aanleggen construction
inrichten furnishing; furniture; home furnishings; provisioning
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanbrengen assemble; construct; fit; instal; install; lay; place; set up betray; give away; inform against; peach; squeak; squeal
aanleggen assemble; construct; fit; instal; install; lay; place; set up anchor; fasten; moor; tie up
aanstellen appoint; establish; instal; install; institute
benoemen appoint; establish; instal; install; institute appoint; call; denominate; mention; name; nominate; stamp one's foot; term
inaugureren inaugurate; initiate; instal; install
inhuldigen inaugurate; initiate; instal; install
inrichten arrange; instal; install; set up furnish; provision
installeren appoint; arrange; assemble; construct; establish; fit; instal; install; institute; lay; place; set up
inwijden inaugurate; initiate; instal; install bless; consecrate; sanctify
monteren en aansluiten assemble; construct; fit; instal; install; lay; place; set up
plaatsen assemble; construct; fit; instal; install; lay; place; set up accomodate someone; add; allocate; board; deposit; lay; laydown; locate; lodge; offer someone lodges; place; position; post; put; put down; set; set down; shelter; situate; station
plechtig bevestigen inaugurate; initiate; instal; install
- establish; instal; put in; set up
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- instal; put in; set up

Verwante woorden van "install":

  • uninstall, installing, installable, installed, installer

Synoniemen voor "install":


Verwante definities voor "install":

  1. set up for use1
    • install the washer and dryer1
  2. place1
  3. put into an office or a position1
    • the new president was installed immediately after the election1
  4. When referring to hardware, to physically connect the device to your computer, to load device drivers onto your computer, and to configure device properties and settings.2
  5. When referring to software, to load the program and installation files onto your computer so that the program runs correctly.2

Wiktionary: install

install
verb
  1. establish or settle in
  2. set something up for use
install
verb
  1. brengen naar
  2. techniek|nld in elkaar passen, pasklaar maken
  3. de formele aanvang van een officiële functie
  4. het invoeren en gebruiksklaar maker van een computerprogramma
  5. het aanleggen van een installatie

Cross Translation:
FromToVia
install installeren installieren — eine technische Vorrichtung einbauen
install aanleggen; fitten; installeren installer — Mettre solennellement en possession d’une place, d’un emploi, d’une dignité.