Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. inner:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor inner (Engels) in het Nederlands

inner:

inner bijvoeglijk naamwoord

  1. inner (inside; internal; interior; inward)
    innerlijk; binnenste

inner [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the inner (middle; pivot; nucleus)
    middelste; het binnenste
  2. the inner (inner side; inside; interior)
    de binnenkant; de binnenzijde

Vertaal Matrix voor inner:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
binnenkant inner; inner side; inside; interior
binnenste inner; middle; nucleus; pivot core; heart; kernel; pith
binnenzijde inner; inner side; inside; interior
innerlijk psyche; soul; spirit
middelste inner; middle; nucleus; pivot
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
innerlijk inner; inside; interior; internal; inward spiritual
- inside; interior; internal; intimate; privileged
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
binnenste inner; inside; interior; internal; inward

Synoniemen voor "inner":


Antoniemen van "inner":


Verwante definities voor "inner":

  1. inside or closer to the inside of the body1
    • the inner ear1
  2. located or occurring within or closer to a center1
    • an inner room1
  3. located inward1
    • Beethoven's manuscript looks like a bloody record of a tremendous inner battle1
  4. innermost or essential1
    • the inner logic of Cubism1
  5. exclusive to a center; especially a center of influence1
    • inner regions of the organization1
    • inner circles of government1
  6. confined to an exclusive group1
    • privy to inner knowledge1

Wiktionary: inner

inner
adjective
  1. in het lichaam bevindend

Cross Translation:
FromToVia
inner binnenste; binnenlands; intern; inwendig interne — didactique|fr médecine|fr Qui est en dedans, qui appartenir au dedans.
inner binnenste; binnenlands; intern; inwendig intérieur — Qui est au dedans ; qui est relatif au dedans.

Verwante vertalingen van inner