Engels

Uitgebreide vertaling voor infecting (Engels) in het Nederlands

infecting:

infecting bijvoeglijk naamwoord

  1. infecting (contagious; infectious; catching; transmittable)
    besmettelijk; aanstekelijk
  2. infecting (contagious; infectious; catching; transmittable)
    infectueus

infecting [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the infecting (contamination; infection; poisoning)
    de besmetting; besmetten; aansteken

Vertaal Matrix voor infecting:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aansteken contamination; infecting; infection; poisoning
besmetten contamination; infecting; infection; poisoning
besmetting contamination; infecting; infection; poisoning
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aansteken contaminate; ignite; infect; inflame; kindle; light; light a cigaret; light up; make burning; poison; send up in flames; set alight; set fire to; shine up; strike
besmetten contaminate; infect; poison
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanstekelijk catching; contagious; infecting; infectious; transmittable
besmettelijk catching; contagious; infecting; infectious; transmittable
infectueus catching; contagious; infecting; infectious; transmittable

Verwante woorden van "infecting":


infecting vorm van infect:

to infect werkwoord (infects, infected, infecting)

  1. to infect (contaminate; poison)
    besmetten; aansteken
    • besmetten werkwoord (besmet, besmette, besmetten, besmet)
    • aansteken werkwoord (steek aan, steekt aan, stak aan, staken aan, aangestoken)
  2. to infect (poison; contaminate)
    vergiftigen; verpesten; infecteren
    • vergiftigen werkwoord (vergiftig, vergiftigt, vergiftigde, vergiftigden, vergiftigd)
    • verpesten werkwoord (verpest, verpestte, verpestten, verpest)
    • infecteren werkwoord (infecteer, infecteert, infecteerde, infecteerden, geïnfecteerd)
  3. to infect
    – To install malicious software on a computer or insert malicious software code into a file or load malicious code into memory. 1
    infecteren

Conjugations for infect:

present
  1. infect
  2. infect
  3. infects
  4. infect
  5. infect
  6. infect
simple past
  1. infected
  2. infected
  3. infected
  4. infected
  5. infected
  6. infected
present perfect
  1. have infected
  2. have infected
  3. has infected
  4. have infected
  5. have infected
  6. have infected
past continuous
  1. was infecting
  2. were infecting
  3. was infecting
  4. were infecting
  5. were infecting
  6. were infecting
future
  1. shall infect
  2. will infect
  3. will infect
  4. shall infect
  5. will infect
  6. will infect
continuous present
  1. am infecting
  2. are infecting
  3. is infecting
  4. are infecting
  5. are infecting
  6. are infecting
subjunctive
  1. be infected
  2. be infected
  3. be infected
  4. be infected
  5. be infected
  6. be infected
diverse
  1. infect!
  2. let's infect!
  3. infected
  4. infecting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor infect:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aansteken contamination; infecting; infection; poisoning
besmetten contamination; infecting; infection; poisoning
infecteren infect poisoning
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aansteken contaminate; infect; poison ignite; inflame; kindle; light; light a cigaret; light up; make burning; send up in flames; set alight; set fire to; shine up; strike
besmetten contaminate; infect; poison
infecteren contaminate; infect; poison
vergiftigen contaminate; infect; poison
verpesten contaminate; infect; poison botch up; mess up; muck up; spoil; waste
- taint
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- poison; pollute; taint

Verwante woorden van "infect":


Synoniemen voor "infect":


Antoniemen van "infect":


Verwante definities voor "infect":

  1. contaminate with a disease or microorganism2
  2. communicate a disease to2
    • Your children have infected you with this head cold2
  3. affect in a contagious way2
    • His laughter infects everyone who is in the same room2
  4. corrupt with ideas or an ideology2
    • society was infected by racism2
  5. To install malicious software on a computer or insert malicious software code into a file or load malicious code into memory.1

Wiktionary: infect

infect
verb
  1. to make somebody enthusiastic about one's own passion
  2. to bring into contact with a substance that causes illness
infect
verb
  1. besmetten met een begin van rotting
  2. blootstellen aan een ziektekiem, gif of radioactief materiaal
  3. (overgankelijk), (medisch, nld) aansteken, besmetten
  4. ervoor zorgen dat iets niet leuk meer is

Cross Translation:
FromToVia
infect contamineren kontaminierenUmwelt, transitiv: etwas mit
infect aansteken; besmetten; infecteren; verpesten infectergâter ; inoculer des germes contagieux.

Computer vertaling door derden: