Engels

Uitgebreide vertaling voor impropriety (Engels) in het Nederlands

impropriety:

impropriety [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the impropriety (unmannerliness; rudeness; unreasonableness)
    de ongepastheid; de onfatsoenlijkheid; de onbehoorlijkheid; de onbetamelijkheid; de ongemanierdheid

Vertaal Matrix voor impropriety:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
onbehoorlijkheid impropriety; rudeness; unmannerliness; unreasonableness
onbetamelijkheid impropriety; rudeness; unmannerliness; unreasonableness
onfatsoenlijkheid impropriety; rudeness; unmannerliness; unreasonableness
ongemanierdheid impropriety; rudeness; unmannerliness; unreasonableness impertinence; insolence; rudeness
ongepastheid impropriety; rudeness; unmannerliness; unreasonableness inappropriateness; ineptitude; misplacement; out-of-placeness
- familiarity; improperness; indecency; indecorum; liberty

Verwante woorden van "impropriety":

  • improprieties

Synoniemen voor "impropriety":


Antoniemen van "impropriety":


Verwante definities voor "impropriety":

  1. an act of undue intimacy1
  2. an indecent or improper act1
  3. an improper demeanor1
  4. the condition of being improper1