Importer in het Nederlands vertaald uit het Engels

Remove Ads

Overzicht

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

importer:
- importeur; invoerder
import:
- importeren; invoeren
- invoer; import
Wiktionary:
- import → importeren, invoeren
- import → invoervergunning, belang, gewicht, import, invoer
- import → invoeren, importeren, erg zijn, ter zake doen, van belang zijn

Engels

Uitgebreide vertaling voor importer (Engels) in het Nederlands

importer:

importer [the ~] zelfstandig naamwoord

the importer
de importeur; de invoerder
- importeur [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- invoerder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor importer:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
importeur	importer
invoerder	importer

Verwante woorden van "importer":

importers

Synoniemen voor "importer":

businessperson; bourgeois

Verwante definities voor "importer":

someone whose business involves importing goods from outside (especially from a foreign country)¹

importer vorm van import:

to import werkwoord (imports, imported, importing)

to import
importeren; invoeren
- importeren werkwoord (importeer, importeert, importeerde, importeerden, geïmporteerd)
- invoeren werkwoord (voer in, voert in, voerde in, voerden in, ingevoerd)
to import

– To bring information from one system or program into another. The system or program receiving the data must somehow support the internal format or structure of the data. ²
importeren
- importeren werkwoord (importeer, importeert, importeerde, importeerden, geïmporteerd)

Conjugations for import:

present

import
import
imports
import
import
import

simple past

imported
imported
imported
imported
imported
imported

present perfect

have imported
have imported
has imported
have imported
have imported
have imported

past continuous

was importing
were importing
was importing
were importing
were importing
were importing

future

shall import
will import
will import
shall import
will import
will import

continuous present

am importing
are importing
is importing
are importing
are importing
are importing

subjunctive

be imported
be imported
be imported
be imported
be imported
be imported

diverse

import!
let's import!
imported
importing

1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

import [the ~] zelfstandig naamwoord

the import (imports)
de invoer; de import
- invoer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- import [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
the import
de invoer
- invoer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor import:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
import	import; imports
invoer	import; imports	entry
-	consequence; implication; importation; importee; meaning; moment; significance; signification
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
importeren	import
invoeren	import	enter; establish; found; ground; lay the foundations; raise; tune
-	spell

Verwante woorden van "import":

importing, importable, imported, imports

Synoniemen voor "import":

importation; commodity; trade good; good
importee; foreigner; alien; noncitizen; outlander
meaning; significance; signification; message; content; subject matter; substance
implication; meaning
consequence; moment; significance
trade; merchandise
spell; mean; intend

Antoniemen van "import":

export; inconsequence

Verwante definities voor "import":

commodities (goods or services) bought from a foreign country¹
having important effects or influence¹
a meaning that is not expressly stated but can be inferred¹
the message that is intended or expressed or signified¹
- the import of his announcement was ambiguous¹
an imported person brought from a foreign country¹
- the lead role was played by an import from Sweden¹
indicate or signify¹
transfer (electronic data) into a database or document¹
bring in from abroad¹
To bring information from one system or program into another. The system or program receiving the data must somehow support the internal format or structure of the data.²

Wiktionary: import

import

verb

to bring in from a foreign country
- import → importeren; invoeren

noun

licence for import
- import → invoervergunning
significance, importance
- import → belang; gewicht
practice of importing
- import → import; invoer
something brought in from a foreign country
- import → import; invoer

import

verb

(overgankelijk) economie|nld (vanuit het buitenland) invoeren
- importeren → import
gegevens in een electronisch apparaat stoppen
- invoeren → introduce; feed in; import

Cross Translation:

From	To	Via
• import	→ invoeren; importeren	↔ importieren — Waren aus dem Ausland in das eigene Land einführen
• import	→ importeren; invoeren; erg zijn; ter zake doen; van belang zijn	↔ importer — comm\|fr apporter, introduire dans un pays des productions étranger.

Remove Ads

Vertaal importer van Engels naar Nederlands

Uitgebreide vertaling voor importer (Engels) in het Nederlands

importer:

importer [the ~] zelfstandig naamwoord

the importer

Vertaal Matrix voor importer:

Verwante woorden van "importer":

Synoniemen voor "importer":

Verwante definities voor "importer":

importer vorm van import:

to import werkwoord (imports, imported, importing)

to import

to import

Conjugations for import:

present

simple past

present perfect

past continuous

future

continuous present

subjunctive

diverse

import [the ~] zelfstandig naamwoord

the import (imports)

the import

Vertaal Matrix voor import:

Verwante woorden van "import":

Synoniemen voor "import":

Antoniemen van "import":

Verwante definities voor "import":

Wiktionary: import