Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Vertaal impact

Vertaal impact van Engels naar Nederlands

Overzicht

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

impact:
- impact; aanslag
- botsing
Wiktionary:
- impact → beïnvloeden, inwerken, samenpersen
- impact → botsing, inslag
- impact → opereren, maken, aanmaken, bedrijven, doen, uitbrengen, uitrichten, uitvoeren, effect sorteren, uitwerking hebben, werken, uitwerken, ageren, bezig zijn, handelen, optreden, te werk gaan

Engels

Uitgebreide vertaling voor impact (Engels) in het Nederlands

impact:

impact [the ~] zelfstandig naamwoord

the impact
de impact; de aanslag
- impact [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- aanslag [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

impact

impact
botsing
- botsing

Vertaal Matrix voor impact:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aanslag	impact
botsing		argument; bumping into; colliding with; collision; conflict; crash; crashing into; difference of opinion; disagreement; discord; dispute; hit; quarrel; row; smash
impact	impact
-	encroachment; impingement; shock; wallop
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	affect; bear on; bear upon; touch; touch on
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
botsing	impact

Verwante woorden van "impact":

impacts

Synoniemen voor "impact":

contact; impinging; striking
wallop; consequence; effect; outcome; result; event; issue; upshot
impingement; encroachment; influence
shock; fight; fighting; combat; scrap
wedge; squeeze; force
affect; bear upon; bear on; touch on; touch; change; alter; modify

Verwante definities voor "impact":

influencing strongly¹
the violent interaction of individuals or groups entering into combat¹
the striking of one body against another¹
a forceful consequence; a strong effect¹
- the book had an important impact on my thinking¹
have an effect upon¹
press or wedge together; pack together¹

Wiktionary: impact

impact

verb

to influence
- impact → beïnvloeden; inwerken
to compress
- impact → samenpersen

noun

the force or energy of a collision of two objects
- impact → botsing; inslag

impact

noun

het inslaan van iets
- inslag → impact

Cross Translation:

From	To	Via
• impact	→ opereren; maken; aanmaken; bedrijven; doen; uitbrengen; uitrichten; uitvoeren; effect sorteren; uitwerking hebben; werken; uitwerken; ageren; bezig zijn; handelen; optreden; te werk gaan	↔ opérer — accomplir une œuvre, produire un effet.

¹WordNet 3.0 Copyright 2006 by Princeton University