Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. immunity:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor immunity (Engels) in het Nederlands

immunity:

immunity [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the immunity (immunity for diseases; invulnerability; insusceptibility)
    de immuniteit; onvatbaarheid; onvatbaarheid voor ziekte

Vertaal Matrix voor immunity:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
immuniteit immunity; immunity for diseases; insusceptibility; invulnerability inviolability; invulnerability
onvatbaarheid immunity; immunity for diseases; insusceptibility; invulnerability
onvatbaarheid voor ziekte immunity; immunity for diseases; insusceptibility; invulnerability
- exemption; granting immunity; resistance; unsusceptibility
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- insusceptibility

Verwante woorden van "immunity":

  • immunities

Synoniemen voor "immunity":


Antoniemen van "immunity":


Verwante definities voor "immunity":

  1. an act exempting someone1
    • he was granted immunity from prosecution1
  2. the quality of being unaffected by something1
    • immunity to criticism1
  3. the state of not being susceptible1
  4. (medicine) the condition in which an organism can resist disease1

Wiktionary: immunity

immunity
noun
  1. exemption from specified duties
  2. exemption from legal prosecution
  3. the quality of being resistant to infection
immunity
noun
  1. onvatbaarheid voor een ziekte

Cross Translation:
FromToVia
immunity immuniteit; onvatbaarheid immunité — Exemption d’impôts, de devoirs, de charges, etc.

Verwante vertalingen van immunity