Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. hospitality:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor hospitality (Engels) in het Nederlands

hospitality:

hospitality [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the hospitality
    de gastvrijheid; de hartelijkheid

Vertaal Matrix voor hospitality:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gastvrijheid hospitality
hartelijkheid hospitality amicableness; cordiality; daintiness; friendliness; gentleness; heartiness; lovingness; tenderness; warm heartedness; warm-heartedness
- cordial reception

Synoniemen voor "hospitality":


Antoniemen van "hospitality":

  • inhospitality

Verwante definities voor "hospitality":

  1. kindness in welcoming guests or strangers1

Wiktionary: hospitality

hospitality
noun
  1. act or service
hospitality
noun
  1. hartelijkheid voor gasten

Cross Translation:
FromToVia
hospitality gastvrijheid GastfreundschaftBereitschaft, Gäste freundlich aufzunehmen
hospitality gastvrijheid hospitalitécharité, libéralité qu’on exercer recevoir loger gratuitement les étrangers, les passants.