Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Vertaal hooking

Vertaal hooking van Engels naar Nederlands

Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. hooking:
  2. hook:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor hooking (Engels) in het Nederlands

hooking:

hooking [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the hooking (clasping)
    aanhaken; het haken
    • aanhaken [znw.] zelfstandig naamwoord
    • haken [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor hooking:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanhaken clasping; hooking
haken clasping; hooking T-squares; squares
- draw; hook
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanhaken connect; couple; fasten; hitch on to; hook on to; hook together
haken crochet

Synoniemen voor "hooking":


Verwante definities voor "hooking":

  1. a golf shot that curves to the left for a right-handed golfer1
    • he took lessons to cure his hooking1

hooking vorm van hook:

hook [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the hook (peg)
    de haak; ophanghaak
    • haak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • ophanghaak [znw.] zelfstandig naamwoord
  2. the hook
    de hoek; de hoekstoot
    • hoek [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • hoekstoot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. the hook (fish hook; barb; crook; sting; fish-hook)
    de weerhaak; de vishaak; de angel
    • weerhaak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • vishaak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • angel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. the hook (nook; angle; corner)
    het hoekje; het schuilhoekje

Vertaal Matrix voor hook:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
angel barb; crook; fish hook; fish-hook; hook; sting barb; fish-hook; sting
haak hook; peg T-square
hoek hook angle; corner; district; hiding-place; nook; place; region
hoekje angle; corner; hook; nook
hoekstoot hook
ophanghaak hook; peg
schuilhoekje angle; corner; hook; nook
vishaak barb; crook; fish hook; fish-hook; hook; sting
weerhaak barb; crook; fish hook; fish-hook; hook; sting
- bait; claw; come-on; crotchet; draw; hook shot; hooking; lure; sweetener
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- accost; addict; cop; crochet; fleece; gazump; glom; knock off; overcharge; pluck; plume; rob; snare; snitch; soak; solicit; surcharge; thieve

Verwante woorden van "hook":

  • unhook, hooks

Synoniemen voor "hook":


Antoniemen van "hook":

  • unhook; undercharge

Verwante definities voor "hook":

  1. a basketball shot made over the head with the hand that is farther from the basket1
  2. a short swinging punch delivered from the side with the elbow bent1
  3. a golf shot that curves to the left for a right-handed golfer1
  4. a curved or bent implement for suspending or pulling something1
  5. a mechanical device that is curved or bent to suspend or hold or pull something1
  6. a catch for locking a door1
  7. anything that serves as an enticement1
  8. a sharp curve or crook; a shape resembling a hook1
  9. approach with an offer of sexual favors1
  10. entice and trap1
  11. secure with the foot1
    • hook the ball1
  12. to cause (someone or oneself) to become dependent (on something, especially a narcotic drug)1
  13. fasten with a hook1
  14. catch with a hook1
    • hook a fish1
  15. hit with a hook1
    • His opponent hooked him badly1
  16. hit a ball and put a spin on it so that it travels to the left1
  17. make a piece of needlework by interlocking and looping thread with a hooked needle1
  18. rip off; ask an unreasonable price1
  19. take by theft1
  20. A location in a routine or program in which the programmer can connect or insert other routines for the purpose of debugging or enhancing functionality.2
  21. The telephone switch on a desk telephone that opens or closes the call connection. If the telephone has a handset, hanging up the handset depresses the switch so that the call is disconnected.2

Wiktionary: hook

hook
verb
  1. make addicted
  2. to connect
  3. to catch with a hook
  4. to attach a hook
noun
  1. fishhook
  2. rod bent into a curved shape
hook
noun
  1. een soort gebogen nagel, waaraan men, als deze in de muur bevestigd is, voorwerpen kan ophangen
Cross Translation:
FromToVia
• hook → blikvanger; wegcontact ↔ accroche — publicité|fr partie d’une annonce publicitaire, généralement le titre, attirant l’attention.
• hook → haken; enteren; aanhaken; vasthaken ↔ accrocher — Attacher, suspendre à un crochet, à un clou, à un portemanteau, etc. (Sens général).
• hook → vasthaken ↔ agrafer — attacher avec une agrafe.
• hook → agrafe; haakje; slot; spang; haaksluiting ↔ fermoir — Sorte de fermeture, serrure ou ressort s’appliquer à certains objets, tels que livres, colliers, bracelets, médaillons, coffrets, etc.
• hook → gaffel; riek; greep; hooivork ↔ fourche — instrument qui consiste en un long manche de bois terminer par deux ou trois branches ou pointes de boire, de fer, qui vont en s’écarter.
• hook → angel; vishaak ↔ hameçon — Crochet







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0402 seconde
Page rendered in 1.0 seconds