Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Vertaal holder

Vertaal holder van Engels naar Nederlands

Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. holder:
  2. hold:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor holder (Engels) in het Nederlands

holder:

holder [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the holder (owner; proprietor; bearer; possessor)
    de eigenaar; de houder; de bezitter; de drager
    • eigenaar [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • houder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • bezitter [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • drager [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. the holder (container; reservoir; tank)
    de container; het reservoir; de bak
    • container [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • reservoir [het ~] zelfstandig naamwoord
    • bak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. the holder (possessor)
    de bezitster

Vertaal Matrix voor holder:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bak container; holder; reservoir; tank barrel; bin; bucket; butt; cask; cat's box; convict prison; correctional center; detention centre; drum; feed box; food bowl; hold; jail; jest; joke; pail; pan; penitentiary; pleasantry; prison; prison camp; trough; tub; vat; vessel
bezitster holder; possessor
bezitter bearer; holder; owner; possessor; proprietor
container container; holder; reservoir; tank container; container application
drager bearer; holder; owner; possessor; proprietor bearer; dock-hand; porter
eigenaar bearer; holder; owner; possessor; proprietor owner
houder bearer; holder; owner; possessor; proprietor cradle; penholder
reservoir container; holder; reservoir; tank collecting basin; repository; reservoir; storage basin
- bearer

Verwante woorden van "holder":

  • holders

Synoniemen voor "holder":


Verwante definities voor "holder":

  1. a holding device1
    • a towel holder1
    • a cigarette holder1
    • an umbrella holder1
  2. the person who is in possession of a check or note or bond or document of title that is endorsed to him or to whoever holds it1
  3. a person who holds something1

Wiktionary: holder

holder
noun
  1. a person who possesses something
holder
noun
  1. een eigenaar
  2. passend gemaakte doos
  3. iemand die een bepaald stuk/recht in handen heeft.
Cross Translation:
FromToVia
• holder → eigenaar ↔ Besitzer — Recht: die Person / Personen, die die tatsächliche Herrschaft über eine Sache ausüben

holder vorm van hold:

to hold werkwoord (holds, held, holding)

  1. to hold (don't let go of; retain; keep)
    vasthouden; niet laten gaan
  2. to hold (realize; contain; grasp; get to know; realise)
    realiseren; onderkennen; beseffen; inzien; doorzien
    • realiseren werkwoord (realiseer, realiseert, realiseerde, realiseerden, gerealiseerd)
    • onderkennen werkwoord (onderken, onderkent, onderkende, onderkenden, onderkend)
    • beseffen werkwoord (besef, beseft, besefte, beseften, beseft)
    • inzien werkwoord (zie in, ziet in, zag in, zagen in, ingezien)
    • doorzien werkwoord (doorzie, doorziet, doorzag, doorzagen, doorzien)
  3. to hold (stand firm; maintain; preserve; )
    handhaven; stand houden
  4. to hold (arrest; apprehend; pick up; )
    aanhouden; arresteren; gevangennemen; oppakken; inrekenen
    • aanhouden werkwoord (houd aan, houdt aan, hield aan, hielden aan, aangehouden)
    • arresteren werkwoord (arresteer, arresteert, arresteerde, arresteerden, gearresteerd)
    • gevangennemen werkwoord
    • oppakken werkwoord (pak op, pakt op, pakte op, pakten op, opgepakt)
    • inrekenen werkwoord (reken in, rekent in, rekende in, rekenden in, ingerekend)
  5. to hold
    beethouden
    • beethouden werkwoord (houd beet, houdt beet, hield beeld, hielden beeld, beetgehouden)
  6. to hold (put in gaol; detain; lock up)
    opsluiten; vastzetten; in de cel zetten
  7. to hold
    – To temporarily suspend an active phone call. 2
    wachten
    • wachten werkwoord (wacht, wachtte, wachtten, gewacht)

Conjugations for hold:

present
  1. hold
  2. hold
  3. holds
  4. hold
  5. hold
  6. hold
simple past
  1. held
  2. held
  3. held
  4. held
  5. held
  6. held
present perfect
  1. have held
  2. have held
  3. has held
  4. have held
  5. have held
  6. have held
past continuous
  1. was holding
  2. were holding
  3. was holding
  4. were holding
  5. were holding
  6. were holding
future
  1. shall hold
  2. will hold
  3. will hold
  4. shall hold
  5. will hold
  6. will hold
continuous present
  1. am holding
  2. are holding
  3. is holding
  4. are holding
  5. are holding
  6. are holding
subjunctive
  1. be held
  2. be held
  3. be held
  4. be held
  5. be held
  6. be held
diverse
  1. hold!
  2. let's hold!
  5. held
  6. holding
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

hold [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the hold (barrel; bucket; vat; )
    de vat; de barrel; de ton; het fust; de bak; de emmer; de pot; de teil; de kuip
    • vat [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • barrel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • ton [de ~] zelfstandig naamwoord
    • fust [het ~] zelfstandig naamwoord
    • bak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • emmer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • pot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • teil [de ~] zelfstandig naamwoord
    • kuip [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. the hold (having a grip)
    beetnemen; de greep; beetpakken; vastpakken
  3. the hold
    de houdgreep
  4. the hold (ship's hold)
    het scheepsruim

Vertaal Matrix voor hold:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanhouden keeping up; persistence; pertinacity; tenacity
arresteren arrest; grab; taking
bak barrel; bucket; butt; cask; drum; hold; pail; pan; tub; vat; vessel bin; cat's box; container; convict prison; correctional center; detention centre; feed box; food bowl; holder; jail; jest; joke; penitentiary; pleasantry; prison; prison camp; reservoir; tank; trough
barrel barrel; bucket; butt; cask; drum; hold; pail; pan; tub; vat; vessel
beetnemen having a grip; hold
beetpakken having a grip; hold laying hands on; taking hold of
emmer barrel; bucket; butt; cask; drum; hold; pail; pan; tub; vat; vessel
fust barrel; bucket; butt; cask; drum; hold; pail; pan; tub; vat; vessel
greep having a grip; hold butt; grip
houdgreep hold
kuip barrel; bucket; butt; cask; drum; hold; pail; pan; tub; vat; vessel barrel; tub
pot barrel; bucket; butt; cask; drum; hold; pail; pan; tub; vat; vessel cash for playing; casserole; chamber pot; competition; contest; cooking-pot; dike; dyke; game; lesbian; match; play; pool; pot; saucepan; set; stakes; stew-pan; stewing-pan; stewpan; wee-wee
scheepsruim hold; ship's hold
teil barrel; bucket; butt; cask; drum; hold; pail; pan; tub; vat; vessel
ton barrel; bucket; butt; cask; drum; hold; pail; pan; tub; vat; vessel
vasthouden holding; preserving
vastpakken having a grip; hold
vastzetten fastening; fixing; securing
vat barrel; bucket; butt; cask; drum; hold; pail; pan; tub; vat; vessel
wachten guards; look-outs; men on guard; patrols; sentries; squads on guard; watchers; watchmen
- appreciation; cargo area; cargo deck; cargo hold; clasp; clench; clutch; clutches; custody; delay; detainment; detention; grasp; grip; handgrip; handle; keep; postponement; storage area; time lag; wait
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanhouden apprehend; arrest; detain; hold; imprison; pick up; seize arrest; capture; carry on; continue; drag on; get on; go on; go through with it; hold on; insist; keep on; keep up; let last; move on; persist; press; proceed; pursue the subject; take in custody; take prisoner; urge
arresteren apprehend; arrest; detain; hold; imprison; pick up; seize arrest; capture; take in custody; take prisoner
beethouden hold
beetnemen catch; fool; pull someone's leg; take someone for a ride; take the micky out of
beetpakken catch; clamp; clasp; grab; grasp; grip; seize; take hold of
beseffen contain; get to know; grasp; hold; realise; realize
doorzien contain; get to know; grasp; hold; realise; realize see through
gevangennemen apprehend; arrest; detain; hold; imprison; pick up; seize arrest; capture; take in custody; take prisoner
handhaven hang on; hold; maintain; preserve; stand by; stand firm; uphold
in de cel zetten detain; hold; lock up; put in gaol
inrekenen apprehend; arrest; detain; hold; imprison; pick up; seize arrest; capture; take in custody; take prisoner
inzien contain; get to know; grasp; hold; realise; realize be on to; comprehend; get; grasp; look into; rumble to; see through; understand
niet laten gaan don't let go of; hold; keep; retain
onderkennen contain; get to know; grasp; hold; realise; realize
oppakken apprehend; arrest; detain; hold; imprison; pick up; seize arrest; capture; collect; gather; glean; pick up; take in custody; take prisoner
opsluiten detain; hold; lock up; put in gaol corner; detain; fasten; lock up; put behind bars
realiseren contain; get to know; grasp; hold; realise; realize bring about; effect; realise; realize
stand houden hang on; hold; maintain; preserve; stand by; stand firm; uphold
vasthouden don't let go of; hold; keep; retain clamp; detain; gag; oppress
vastpakken catch; clamp; clasp; grab; grasp; grip; seize; take hold of
vastzetten detain; hold; lock up; put in gaol affix; attach; attach to; connect; corner; fasten; lock up; pay into a savings account; secure; tie up
wachten hold await; wait
- accommodate; adjudge; admit; agree; apply; arrest; bear; bind; book; carry; check; concord; concur; confine; contain; control; curb; declare; deem; defend; defy; entertain; give; go for; guard; halt; harbor; harbour; have; have got; hold back; hold in; hold up; keep; keep back; maintain; make; moderate; nurse; obligate; oblige; obtain; prevail; reserve; restrain; retain; support; sustain; take; take for; take hold; throw; view as; withstand
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
greep handle
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- be in possession of; have
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
doorzien fathomed

Verwante woorden van "hold":


Synoniemen voor "hold":


Antoniemen van "hold":


Verwante definities voor "hold":

  1. the act of grasping1
    • she kept a firm hold on the railing1
  2. the space in a ship or aircraft for storing cargo1
  3. the appendage to an object that is designed to be held in order to use or move it1
  4. a cell in a jail or prison1
  5. a stronghold1
  6. power by which something or someone is affected or dominated1
    • he has a hold over them1
  7. understanding of the nature or meaning or quality or magnitude of something1
  8. a state of being confined (usually for a short time)1
    • the prisoner is on hold1
  9. time during which some action is awaited1
  10. keep from exhaling or expelling1
    • hold your breath1
  11. remain committed to1
    • I hold to these ideas1
  12. assert or affirm1
    • Rousseau's philosophy holds that people are inherently good1
  13. keep in mind or convey as a conviction or view1
    • hold these truths to be self-evident1
    • I hold him personally responsible1
  14. hold the attention of1
    • The soprano held the audience1
    • This story held our interest1
    • She can hold an audience spellbound1
  15. be in accord; be in agreement1
    • I hold with those who say life is sacred1
  16. declare to be1
    • judge held that the defendant was innocent1
  17. bind by an obligation; cause to be indebted1
    • He's held by a contract1
    • I'll hold you by your promise1
  18. protect against a challenge or attack1
  19. aim, point, or direct1
  20. drink alcohol without showing ill effects1
    • He can hold his liquor1
  21. have or hold in one's hands or grip1
    • A crazy idea took hold of him1
  22. be the physical support of; carry the weight of1
    • The beam holds up the roof1
    • What's holding that mirror?1
  23. to close within bounds, limit or hold back from movement1
    • This holds the local until the express passengers change trains1
    • About a dozen animals were held inside the stockade1
    • The illegal immigrants were held at a detention center1
    • The terrorists held the journalists for ransom1
  24. cover as for protection against noise or smell1
    • She held her ears when the jackhammer started to operate1
    • hold one's nose1
  25. support or hold in a certain manner1
    • She holds her head high1
  26. organize or be responsible for1
    • hold a reception1
  27. maintain (a theory, thoughts, or feelings)1
  28. cause to stop1
  29. have or possess, either in a concrete or an abstract sense1
    • She holds a Master's degree from Harvard1
  30. secure and keep for possible future use or application1
  31. have rightfully; of rights, titles, and offices1
    • He held the governorship for almost a decade1
  32. take and maintain control over, often by violent means1
    • The dissatisfied students held the President's office for almost a week1
  33. keep from departing1
  34. arrange for and reserve (something for someone else) in advance1
    • please hold a table at Maxim's1
  35. lessen the intensity of; temper; hold in restraint; hold or keep within limits1
    • hold your tongue1
    • hold your temper1
  36. stop dealing with1
    • hold all calls to the President's office while he is in a meeting1
  37. be valid, applicable, or true1
    • This theory still holds1
  38. be pertinent or relevant or applicable1
    • This theory holds for all irrational numbers1
  39. keep in a certain state, position, or activity; e.g.,1
    • hold in place1
    • She always held herself as a lady1
  40. remain in a certain state, position, or condition1
    • The weather held1
    • They held on the road and kept marching1
  41. contain or hold; have within1
    • The canteen holds fresh water1
  42. be capable of holding or containing1
    • The flask holds one gallon1
  43. resist or confront with resistance1
    • The bridge held1
  44. have room for; hold without crowding1
    • The auditorium can't hold more than 500 people1
  45. have as a major characteristic1
    • The novel holds many surprises1
    • The book holds in store much valuable advise1
  46. A restriction that prevents a document from being posted or transactions from being entered for a specified record.2
  47. To temporarily suspend an active phone call.2

Wiktionary: hold

hold
noun
  1. cargo area
verb
  1. to detain
  2. to cause to wait
  3. to keep possession
  4. to contain
  5. to grasp
hold
noun
  1. de laadruimte van een schip
verb
  1. iets of iemand grijpen en vasthouden
Cross Translation:
FromToVia
• hold → sheepsruim ↔ Laderaum — Teil des Schiffes, in dem die Fracht untergebracht wird
• hold → scheepsruim; ruim ↔ cale — Partie basse d'un bateau
• hold → beleggen; houden; teweegbrengen; uitschrijven; aandoen; aanrichten; stichten; veroorzaken ↔ causer — être cause de ; occasionner, provoquer.
• hold → invloed; inwerking; imperium; rijk; keizerrijk ↔ empire — autorité absolue.
• hold → ruimte ↔ enceinte — Vaste salle
• hold → bekleden; beslaan; bezetten; bezig houden; in beslag nemen; bewonen; inwonen ↔ occuper — Traductions à trier suivant le sens
• hold → aandrijving ↔ prise — faculté de prendre, de saisir.
• hold → bemiddelen; beleggen; houden; teweegbrengen; uitschrijven; aandoen; aanrichten; stichten; veroorzaken; uitreiken; verschaffen; verstrekken ↔ procurer — faire obtenir à une personne quelque avantage par son crédit, par ses soins.
• hold → bevatten; houden; inhouden; vervatten; behelzen ↔ renfermer — enfermer de nouveau.
• hold → beleggen; houden; teweegbrengen; uitschrijven; leggen; plaatsen; situeren; stationeren; identificeren; vereenzelvigen ↔ situer — placer, poser en certain endroit par rapport à l’exposition, à l’aspect, au voisinage, etc.
• hold → houden; bijhouden; vasthouden ↔ tenir — Avoir en main, entre les bras, de manière à ne pas laisser aller.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van holder







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1496 seconde
Page rendered in 1.0 seconds