Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. his:
  2. Wiktionary:
  3. Gebruikers suggesties voor his:
    • z'n


Engels

Uitgebreide vertaling voor his (Engels) in het Nederlands

his:

his bijvoeglijk naamwoord

  1. his (its; one's)
    zijn
    • zijn bijvoeglijk naamwoord

his

  1. his

Vertaal Matrix voor his:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
zijn being; existence; life; path of life
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
zijn be; dwell; exist; hang out; reside
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
zijne his
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
zijn his; its; one's

Verwante woorden van "his":


Wiktionary: his

his
en-pron
  1. that which belongs to him
  2. attributive: belonging to him
his
pronoun
  1. derde persoon enkelvoud m/o

Cross Translation:
FromToVia
his zijn seineine Form des Possessivpronomens „sein, seine, sein“: drückt das Eigentum, den Besitz einer Person an einer Sache oder Person aus, beziehungsweise umgekehrt die Zugehörigkeit
his het zijne; het hare le sien — Possessif de la troisième personne du singulier au masculin singulier. Ce qui est à lui ou elle.

Verwante vertalingen van his