Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Vertaal hearing

Vertaal hearing van Engels naar Nederlands

Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. hearing:
  2. hear:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor hearing (Engels) in het Nederlands

hearing:

hearing [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the hearing (listening to; listening)
    het horen
    • horen [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. the hearing (listening to; listening)
    aanhoren
  3. the hearing (interrogation; questioning; trial; examination)
    de ondervraging; het verhoor; de verhoring
  4. the hearing (examination)
    de ondervraging; de overhoring
  5. the hearing
    de hearing; de hoorzitting
  6. the hearing
    gehoorzin
  7. the hearing (listening)
    luisteren
  8. the hearing (earshot)
    hoorbereik; de gehoorsafstand

hearing werkwoord

  1. hearing (eavesdropping; listening)
    afluisteren
    • afluisteren werkwoord (luister af, luistert af, luisterde af, luisterden af, afgeluisterd)

Vertaal Matrix voor hearing:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanhoren hearing; listening; listening to
gehoorsafstand earshot; hearing
gehoorzin hearing
hearing hearing
hoorbereik earshot; hearing
hoorzitting hearing public hearing
horen hearing; listening; listening to
luisteren hearing; listening turbulence speed
ondervraging examination; hearing; interrogation; questioning; trial interrogation; interview; investigation; survey
overhoring examination; hearing
verhoor examination; hearing; interrogation; questioning; trial
verhoring examination; hearing; interrogation; questioning; trial
- audience; audition; auditory modality; auditory sense; earreach; earshot; listening; sense of hearing
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanhoren hear out; listen; listen to
afluisteren eavesdropping; hearing; listening eavesdrop; listen in; overhear
horen attend; be customary; be proper; hear; learn; observe; perceive; witness
luisteren comply; hear; hear out; heed; listen; listen to; obey
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- auditory sense; sense of hearing

Verwante woorden van "hearing":

  • rehearing, hearings, hear

Synoniemen voor "hearing":


Antoniemen van "hearing":


Verwante definities voor "hearing":

  1. able to perceive sound1
  2. the act of hearing attentively1
    • they make good music--you should give them a hearing1
  3. (law) a proceeding (usually by a court) where evidence is taken for the purpose of determining an issue of fact and reaching a decision based on that evidence1
  4. the ability to hear; the auditory faculty1
    • his hearing was impaired1
  5. a session (of a committee or grand jury) in which witnesses are called and testimony is taken1
    • the investigative committee will hold hearings in Chicago1
  6. the range within which a voice can be heard1
  7. an opportunity to state your case and be heard1
    • they condemned him without a hearing1

Wiktionary: hearing

hearing
noun
  1. het systeem om te horen
Cross Translation:
FromToVia
• hearing → berechting ↔ jugement — acte de juger ou résultat de cette action.
• hearing → gehoor ↔ ouïe — Sens par lequel on perçoit les sons (1)

hearing vorm van hear:

to hear werkwoord (hears, heard, hearing)

  1. to hear
    horen; geluid waarnemen
  2. to hear (listen)
    luisteren; beluisteren
    • luisteren werkwoord (luister, luistert, luisterde, luisterden, geluisterd)
    • beluisteren werkwoord (beluister, beluistert, beluisterde, beluisterden, beluisterd)
  3. to hear (interrogate; interpellate; question; )
    ondervragen; uitvragen; verhoren; overhoren; uithoren
    • ondervragen werkwoord (ondervraag, ondervraagt, ondervroeg, ondervroegen, ondervraagd)
    • uitvragen werkwoord (vraag uit, vraagt uit, vraagde uit, vraagden uit, uitgevraagd)
    • verhoren werkwoord (verhoor, verhoort, verhoorde, verhoorden, verhoord)
    • overhoren werkwoord (overhoor, overhoort, overhoorde, overhoorden, overhoord)
    • uithoren werkwoord (hoor uit, hoort uit, hoorde uit, hoorden uit, uitgehoord)
  4. to hear (examine; test; check; control)
    testen; examineren; overhoren; toetsen
    • testen werkwoord (test, testte, testten, getest)
    • examineren werkwoord (examineer, examineert, examineerde, examineerden, geëxamineerd)
    • overhoren werkwoord (overhoor, overhoort, overhoorde, overhoorden, overhoord)
    • toetsen werkwoord (toets, toetst, toetste, toetsten, getoetst)

Conjugations for hear:

present
  1. hear
  2. hear
  3. hears
  4. hear
  5. hear
  6. hear
simple past
  1. heard
  2. heard
  3. heard
  4. heard
  5. heard
  6. heard
present perfect
  1. have heard
  2. have heard
  3. has heard
  4. have heard
  5. have heard
  6. have heard
past continuous
  1. was hearing
  2. were hearing
  3. was hearing
  4. were hearing
  5. were hearing
  6. were hearing
future
  1. shall hear
  2. will hear
  3. will hear
  4. shall hear
  5. will hear
  6. will hear
continuous present
  1. am hearing
  2. are hearing
  3. is hearing
  4. are hearing
  5. are hearing
  6. are hearing
subjunctive
  1. be heard
  2. be heard
  3. be heard
  4. be heard
  5. be heard
  6. be heard
diverse
  1. hear!
  2. let's hear!
  5. heard
  6. hearing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor hear:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
horen hearing; listening; listening to
luisteren hearing; listening; turbulence speed
testen examination; testing
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beluisteren hear; listen
examineren check; control; examine; hear; test control; examine; inspect; survey; view
geluid waarnemen hear
horen hear attend; be customary; be proper; learn; observe; perceive; witness
luisteren hear; listen comply; hear out; heed; listen; listen to; obey
ondervragen grant; hear; interpellate; interrogate; question; subsidise; subsidize
overhoren check; control; examine; grant; hear; interpellate; interrogate; question; subsidise; subsidize; test
testen check; control; examine; hear; test check; control; count again; examine; inspect; pretest; recount; test; try; try out; verify
toetsen check; control; examine; hear; test check; count again; examine; pretest; recount; test; try; try out
uithoren grant; hear; interpellate; interrogate; question; subsidise; subsidize bail; bale out
uitvragen grant; hear; interpellate; interrogate; question; subsidise; subsidize interrogate; question
verhoren grant; hear; interpellate; interrogate; question; subsidise; subsidize
- discover; find out; get a line; get wind; get word; learn; listen; pick up; see; take heed; try
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- listen to

Verwante woorden van "hear":


Synoniemen voor "hear":


Verwante definities voor "hear":

  1. get to know or become aware of, usually accidentally1
  2. receive a communication from someone1
    • We heard nothing from our son for five years1
  3. perceive (sound) via the auditory sense1
  4. listen and pay attention1
    • We must hear the expert before we make a decision1
  5. examine or hear (evidence or a case) by judicial process1
    • The jury had heard all the evidence1

Wiktionary: hear

hear
verb
  1. to perceive with the ear
hear
verb
  1. horen naar iemand
  2. waarnemen met het oor zonder er noodzakelijkerwijs aandacht aan te besteden

Verwante vertalingen van hearing







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0653 seconde
Page rendered in 1.0 seconds