Engels

Uitgebreide vertaling voor hand over (Engels) in het Nederlands

hand over:

to hand over werkwoord (hands over, handed over, handing over)

  1. to hand over (give; delate; extend; )
    geven; overgeven; overhandigen; aanreiken; aangeven; afgeven; toesteken
    • geven werkwoord (geef, geeft, gaf, gaven, gegeven)
    • overgeven werkwoord (geef over, geeft over, gaf over, gaven over, overgegeven)
    • overhandigen werkwoord (overhandig, overhandigt, overhandigde, overhandigden, overhandigd)
    • aanreiken werkwoord (reik aan, reikt aan, reikte aan, reikten aan, aangereikt)
    • aangeven werkwoord (geef aan, geeft aan, gaf aan, gaven aan, aangegeven)
    • afgeven werkwoord (geef af, geeft af, gaf af, gaven af, afgegeven)
    • toesteken werkwoord (steek toe, steekt toe, stak toe, staken toe, toegestoken)
  2. to hand over (offer; present; hand in)
    aanbieden; indienen
    • aanbieden werkwoord (bied aan, biedt aan, bood aan, boden aan, aangeboden)
    • indienen werkwoord (dien in, dient in, diende in, dienden in, ingediend)
  3. to hand over (pass; give; give to; hand)
    aanreiken; geven; reiken; aangeven
    • aanreiken werkwoord (reik aan, reikt aan, reikte aan, reikten aan, aangereikt)
    • geven werkwoord (geef, geeft, gaf, gaven, gegeven)
    • reiken werkwoord (reik, reikt, reikte, reikten, gereikt)
    • aangeven werkwoord (geef aan, geeft aan, gaf aan, gaven aan, aangegeven)
  4. to hand over (deliver)
    overhandigen; afgeven; inleveren
    • overhandigen werkwoord (overhandig, overhandigt, overhandigde, overhandigden, overhandigd)
    • afgeven werkwoord (geef af, geeft af, gaf af, gaven af, afgegeven)
    • inleveren werkwoord (lever in, levert in, leverde in, leverden in, ingeleverd)
  5. to hand over (deliver to the door; deliver; bring; leave)
    bestellen; brengen; afgeven; bezorgen; afleveren; thuisbezorgen; overhandigen
    • bestellen werkwoord (bestel, bestelt, bestelde, bestelden, besteld)
    • brengen werkwoord (breng, brengt, bracht, brachten, gebracht)
    • afgeven werkwoord (geef af, geeft af, gaf af, gaven af, afgegeven)
    • bezorgen werkwoord (bezorg, bezorgt, bezorgde, bezorgden, bezorgd)
    • afleveren werkwoord (lever af, levert af, leverde af, leverden af, afgeleverd)
    • thuisbezorgen werkwoord (bezorg thuis, bezorgt thuis, bezorgde thuis, bezorgden thuis, thuisbezorgd)
    • overhandigen werkwoord (overhandig, overhandigt, overhandigde, overhandigden, overhandigd)
  6. to hand over (transfer)
    overdragen aan; afdragen

Conjugations for hand over:

present
  1. hand over
  2. hand over
  3. hands over
  4. hand over
  5. hand over
  6. hand over
simple past
  1. handed over
  2. handed over
  3. handed over
  4. handed over
  5. handed over
  6. handed over
present perfect
  1. have handed over
  2. have handed over
  3. has handed over
  4. have handed over
  5. have handed over
  6. have handed over
past continuous
  1. was handing over
  2. were handing over
  3. was handing over
  4. were handing over
  5. were handing over
  6. were handing over
future
  1. shall hand over
  2. will hand over
  3. will hand over
  4. shall hand over
  5. will hand over
  6. will hand over
continuous present
  1. am handing over
  2. are handing over
  3. is handing over
  4. are handing over
  5. are handing over
  6. are handing over
subjunctive
  1. be handed over
  2. be handed over
  3. be handed over
  4. be handed over
  5. be handed over
  6. be handed over
diverse
  1. hand over!
  2. let's hand over!
  3. handed over
  4. handing over
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

hand over [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the hand over
    de afdracht

Vertaal Matrix voor hand over:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aangeven declaration
afdracht hand over
afdragen wearing out
afgeven delivering; turning out
afleveren delivering; turning out
bestellen ordering
overgeven barfing; puking; surrendering; vomiting; yielding
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanbieden hand in; hand over; offer; present display; give; hand; offer; pass; proffer
aangeven delate; deliver up; extend; give; give to; hand; hand over; offer; pass; present with betray; declare; define; give; give away; indicate; inform against; peach; pinpoint; point; point out; point to; show; squeak; squeal
aanreiken delate; deliver up; extend; give; give to; hand; hand over; offer; pass; present with give; hand; offer; pass
afdragen hand over; transfer become worn; get worn out; wear out
afgeven bring; delate; deliver; deliver to the door; deliver up; extend; give; give to; hand; hand over; leave; offer; pass; present with blemish; hand in; stain; surrender; turn in
afleveren bring; deliver; deliver to the door; hand over; leave bring; bring around; deliver; furnish; give; hand over to; provide; put up for shipment; send; send round; ship; supply
bestellen bring; deliver; deliver to the door; hand over; leave bring; bring around; deliver; furnish; give; hand over to; order; provide; send; send round; ship; supply
bezorgen bring; deliver; deliver to the door; hand over; leave bring; bring around; deliver; furnish; give; hand over to; provide; put up for shipment; send; send round; ship; supply
brengen bring; deliver; deliver to the door; hand over; leave bring; bring along; bring around; carry; deliver; furnish; give; hand over to; provide; put up for shipment; send; send round; ship; supply
geven delate; deliver up; extend; give; give to; hand; hand over; offer; pass; present with administer; apply; deliver; dispense; donate; give; hand; hand over to; nurse; offer; pass; pour in; provide
indienen hand in; hand over; offer; present
inleveren deliver; hand over hand in; surrender; turn in
overdragen aan hand over; transfer
overgeven delate; deliver up; extend; give; give to; hand; hand over; offer; pass; present with be sick; bring up; capitulate; cede; give up; hand oneself in; hand oneself over to; puke; regurgigate; spew; spew out; surrender; throw up; upchuck; vomit; yield
overhandigen bring; delate; deliver; deliver to the door; deliver up; extend; give; give to; hand; hand over; leave; offer; pass; present with bring; bring around; deliver; furnish; hand in; provide; put up for shipment; send; ship; supply; surrender; turn in
reiken give; give to; hand; hand over; pass reach
thuisbezorgen bring; deliver; deliver to the door; hand over; leave bring; bring around; deliver; furnish; give; hand over to; provide; send; send round; ship; supply
toesteken delate; deliver up; extend; give; give to; hand; hand over; offer; pass; present with nudge; push to
- deliver; fork out; fork over; fork up; render; turn in
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- present

Synoniemen voor "hand over":


Verwante definities voor "hand over":

  1. to surrender someone or something to another1

Wiktionary: hand over

hand over
verb
  1. to relinquish control or possession
hand over
verb
  1. overdragen
  2. in de handen van een ander geven

Cross Translation:
FromToVia
hand over devolveren devolvieren — (intransitiv) Rechtswissenschaft: übergehen einer Sache oder eines Rechts an eine übergeordnete Instanz

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van hand over