Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Vertaal halter

Vertaal halter van Engels naar Nederlands

Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. halter:
  2. halt:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor halter (Engels) in het Nederlands

halter:

halter [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the halter
    de halster
    • halster [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor halter:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
halster halter
- balancer; hackamore; haltere; hangman's halter; hangman's rope; hemp; hempen necktie
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- cramp; hamper; strangle

Verwante woorden van "halter":

  • halters

Synoniemen voor "halter":


Verwante definities voor "halter":

  1. either of the rudimentary hind wings of dipterous insects; used for maintaining equilibrium during flight1
  2. a woman's top that fastens behind the back and neck leaving the back and arms uncovered1
  3. rope or canvas headgear for a horse, with a rope for leading1
  4. a rope that is used by a hangman to execute persons who have been condemned to death by hanging1
  5. prevent the progress or free movement of1
  6. hang with a halter1

halter vorm van halt:

to halt werkwoord (halts, halted, halting)

  1. to halt (stop; stem; bring to a halt; put to a stop; bring to a standstill)
    ophouden; stopzetten; remmen; tegenhouden; halt houden; tot staan brengen
    • ophouden werkwoord (houd op, houdt op, hield op, hielden op, opgehouden)
    • stopzetten werkwoord (zet stop, zette stop, zetten stop, stopgezet)
    • remmen werkwoord (rem, remt, remde, remden, geremd)
    • tegenhouden werkwoord (houd tegen, houdt tegen, hield tegen, hielden tegen, tegengehouden)
    • halt houden werkwoord (houd halt, houdt halt, hield halt, hielden halt, halt gehouden)
    • tot staan brengen werkwoord (breng tot staan, brengt tot staan, bracht tot staan, brachten tot staan, tot staan gebracht)
  2. to halt (bring to a standstill; put out; set out; )
    stoppen; afzetten; stilzetten; tot stilstand brengen
  3. to halt (come to a stand-still; stop; stand still)
    stoppen; halt houden
    • stoppen werkwoord (stop, stopt, stopte, stopten, gestopt)
    • halt houden werkwoord (houd halt, houdt halt, hield halt, hielden halt, halt gehouden)

Conjugations for halt:

present
  1. halt
  2. halt
  3. halts
  4. halt
  5. halt
  6. halt
simple past
  1. halted
  2. halted
  3. halted
  4. halted
  5. halted
  6. halted
present perfect
  1. have halted
  2. have halted
  3. has halted
  4. have halted
  5. have halted
  6. have halted
past continuous
  1. was halting
  2. were halting
  3. was halting
  4. were halting
  5. were halting
  6. were halting
future
  1. shall halt
  2. will halt
  3. will halt
  4. shall halt
  5. will halt
  6. will halt
continuous present
  1. am halting
  2. are halting
  3. is halting
  4. are halting
  5. are halting
  6. are halting
subjunctive
  1. be halted
  2. be halted
  3. be halted
  4. be halted
  5. be halted
  6. be halted
diverse
  1. halt!
  2. let's halt!
  5. halted
  6. halting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

halt [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the halt (halting-place; stopping-place; stop)
    de halte; de stopplaats; de halteplaats

Vertaal Matrix voor halt:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afzetten amputating; amputation; removing; taking
halte halt; halting-place; stop; stopping-place
halteplaats halt; halting-place; stop; stopping-place
ophouden cease; knock off; quitting; stopping
stoppen coming to a stop; halting; plugging; stopping
stopplaats halt; halting-place; stop; stopping-place bus stop; coach stop
- arrest; check; freeze; hitch; stay; stop; stoppage
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afzetten bring to a halt; bring to a standstill; halt; put out; set out; stop; turn off amputate; be deceived; be duped; border; cheat; clearly define; deceive; define; demarcate; diddle; disconnect; dodge; drop; drop off somewhere; edge; extinguish; fence; fence in; fence off; fool; hoodwink; lie; make out; map out; mark out; matter; outline; put down; put out; put someone off; set out; swindle; switch off; trace out; trick; turn off; woodwink
halt houden bring to a halt; bring to a standstill; come to a stand-still; halt; put to a stop; stand still; stem; stop
ophouden bring to a halt; bring to a standstill; halt; put to a stop; stem; stop abandon; become extinct; bring to a close; bring to a conclusion; bring to an end; cease; conclude; delay; desist from; deter; die of fear; die out; drop out; end; extinguish; finish; finish off; give up; hold up; keep up; peg out; pinch out; pull out; quit; retard; snuff; stop
remmen bring to a halt; bring to a standstill; halt; put to a stop; stem; stop brake; put a brake on; slow down; stop
stilzetten bring to a halt; bring to a standstill; halt; put out; set out; stop; turn off freeze
stoppen bring to a halt; bring to a standstill; come to a stand-still; halt; put out; set out; stand still; stop; turn off abandon; adjourn; bind; brake; bring to a close; bring to a conclusion; bring to an end; cease; close; conclude; darn; demarcate; drop out; end; fence off; fill up; finish; finish off; give up; mend; plug; pull out; put a brake on; put under seal; quit; remain standing; seal; shut; slow down; stand still; stay put; stop; stop up
stopzetten bring to a halt; bring to a standstill; halt; put to a stop; stem; stop
tegenhouden bring to a halt; bring to a standstill; halt; put to a stop; stem; stop
tot staan brengen bring to a halt; bring to a standstill; halt; put to a stop; stem; stop
tot stilstand brengen bring to a halt; bring to a standstill; halt; put out; set out; stop; turn off
- arrest; block; hold; kibosh; stanch; staunch; stem; stop
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- crippled; game; gimpy; halting; lame

Verwante woorden van "halt":


Synoniemen voor "halt":


Antoniemen van "halt":


Verwante definities voor "halt":

  1. disabled in the feet or legs1
  2. an interruption or temporary suspension of progress or movement1
    • a halt in the arms race1
  3. the event of something ending1
  4. the state of inactivity following an interruption1
    • during the halt he got some lunch1
  5. stop the flow of a liquid1
  6. cause to stop1
    • halt the presses1
  7. come to a halt, stop moving1
  8. stop from happening or developing1

Wiktionary: halt

halt
verb
  1. (overgankelijk) iets geheel van zijn snelheid beroven
Cross Translation:
FromToVia
• halt → arrest; stilstand ↔ arrêt — Action de s’arrêter ; fait d’être arrêté
• halt → stilstand; halte; pleisterplaats; stopplaats; hapering ↔ halte — pause, station des gens de guerre dans leur marche.
• halt → beëindigen; afbreken; opbreken; opheffen; staken; stelpen; stoppen; stopzetten; afmaken; afsluiten; besluiten; uitmaken; voleindigen ↔ terminer — borner, limiter.

Verwante vertalingen van halter







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0361 seconde
Page rendered in 1.0 seconds