Engels
Uitgebreide vertaling voor had (Engels) in het Nederlands
have:
-
to have (own; possess)
hebben; bezitten; beschikken over; in eigendom hebben-
beschikken over werkwoord (beschik over, beschikt over, beschikte over, beschikten over, beschikt over)
-
in eigendom hebben werkwoord
-
to have (own; possess)
– have ownership or possession of 1
Conjugations for have:
present
- have
- have
- has
- have
- have
- have
simple past
- had
- had
- had
- had
- had
- had
present perfect
- have had
- have had
- has had
- have had
- have had
- have had
past continuous
- was having
- were having
- was having
- were having
- were having
- were having
future
- shall have
- will have
- will have
- shall have
- will have
- will have
continuous present
- am having
- are having
- is having
- are having
- are having
- are having
subjunctive
- be had
- be had
- be had
- be had
- be had
- be had
diverse
- have!
- let's have!
- had
- having
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor have:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | rich person; wealthy person | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
beschikken over | have; own; possess | |
bezitten | have; own; possess | |
hebben | have; own; possess | |
in eigendom hebben | have; own; possess | |
- | accept; bear; birth; cause; consume; deliver; experience; feature; get; give; give birth; have got; hold; induce; ingest; let; make; receive; stimulate; suffer; sustain; take; take in; throw | |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
eigen | have; own; possess | ain; inborn; inherent; inherent in; innate; natural; own; private |
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | be in possession of; eat; hold |
Verwante woorden van "have":
Synoniemen voor "have":
Antoniemen van "have":
Verwante definities voor "have":
Wiktionary: have
have
Cross Translation:
verb
have
verb
-
bezitten
-
voor voltooide tijd
-
veroorzaken
-
de eigenschap hebben.
-
zijn + voltooid deelwoord: hulpwerkwoord van de voltooide tijd van ergatieven
-
zijn + voltooid deelwoord: hulpwerkwoord van de voltooide tijd van de lijdende vorm
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• have | → hebben | ↔ haben — Hilfsverb zur Bildung zusammengesetzter Zeiten |
• have | → hebben | ↔ haben — (transitiv) eine Sache besitzen |
• have | → laten | ↔ lassen — veranlassen, machen, dass etwas geschieht |
• have | → benemen; nemen; pakken; onderscheppen; gebruiken; ontnemen | ↔ nehmen — eine Sache greifen |
• have | → groeten; begroeten; genieten; krijgen; ontvangen; toucheren; accepteren; aannemen | ↔ accueillir — Traductions à trier suivant le sens |
• have | → uitslapen | ↔ faire la grasse matinée — rester au lit après son réveil ou bien après l’heure habituelle ; dormir, se lever tard dans la matinée. |
• have | → houden; bijhouden; vasthouden | ↔ tenir — Avoir en main, entre les bras, de manière à ne pas laisser aller. |