Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Vertaal guiding

Vertaal guiding van Engels naar Nederlands

Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. guiding:
  2. guide:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor guiding (Engels) in het Nederlands

guiding:

guiding [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the guiding (guiding of someone; directing)
    de sturing; de gidsing
    • sturing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • gidsing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

guiding bijvoeglijk naamwoord

  1. guiding (indicating direction)
    richtinggevend

Vertaal Matrix voor guiding:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gidsing directing; guiding; guiding of someone
sturing directing; guiding; guiding of someone
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
richtinggevend guiding; indicating direction
- directing; directional; directive

Verwante woorden van "guiding":


Synoniemen voor "guiding":


Verwante definities voor "guiding":

  1. showing the way by conducting or leading; imposing direction on1
  2. exerting control or influence1
    • a guiding principle1

guide:

to guide werkwoord (guides, guided, guiding)

  1. to guide (point the direction; lead; direct)
    leiden; begeleiden; voeren; meevoeren
    • leiden werkwoord (leid, leidt, leidde, leidden, geleid)
    • begeleiden werkwoord (begeleid, begeleidt, begeleidde, begeleidden, begeleid)
    • voeren werkwoord (voer, voert, voerde, voerden, gevoerd)
    • meevoeren werkwoord (voer mee, voert mee, voerde mee, voerden mee, meegevoerd)
  2. to guide (point the direction; lead)
    in goede banen leiden
    • in goede banen leiden werkwoord (leid in goede banen, leidt in goede banen, leidde in goede banen, leidden in goede banen, in goede banen geleden)

Conjugations for guide:

present
  1. guide
  2. guide
  3. guides
  4. guide
  5. guide
  6. guide
simple past
  1. guided
  2. guided
  3. guided
  4. guided
  5. guided
  6. guided
present perfect
  1. have guided
  2. have guided
  3. has guided
  4. have guided
  5. have guided
  6. have guided
past continuous
  1. was guiding
  2. were guiding
  3. was guiding
  4. were guiding
  5. were guiding
  6. were guiding
future
  1. shall guide
  2. will guide
  3. will guide
  4. shall guide
  5. will guide
  6. will guide
continuous present
  1. am guiding
  2. are guiding
  3. is guiding
  4. are guiding
  5. are guiding
  6. are guiding
subjunctive
  1. be guided
  2. be guided
  3. be guided
  4. be guided
  5. be guided
  6. be guided
diverse
  1. guide!
  2. let's guide!
  5. guided
  6. guiding
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

guide [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the guide (mentor; leader)
    de gids; de begeleider; de loods; de leidsman
    • gids [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • begeleider [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • loods [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • leidsman [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. the guide (statute; charter; house rules)
    de richtlijn; de aanwijzing
  3. the guide (companion)
    de begeleidster
  4. the guide (host)
    de gids; reisbegeleider
  5. the guide (travel guide; tour guide; travel brochure; guide book)
    de gids; de reisgids; de reisleider; de reisleidster
    • gids [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • reisgids [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • reisleider [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • reisleidster [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  6. the guide
    rondleider
  7. the guide
    het handboek
    • handboek [het ~] zelfstandig naamwoord
  8. the guide
    – A non-printing line or point that can be used to help position or align objects or text. 2
    de hulplijn

Vertaal Matrix voor guide:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanwijzing charter; guide; house rules; statute assignment; clue; command; cue; evidence; forerunner; harbinger; herald; hint; indication; instruction; lead; omen; order; pointer; sign; starting point; suggestion; symptom; tip; tip-off
begeleider guide; leader; mentor supervisor; tutor
begeleidster companion; guide
gids guide; guide book; host; leader; mentor; tour guide; travel brochure; travel guide companion; information guide; instruction book; instruction booklet; manual
handboek guide directory; handbook; instructions; instructions for use; manual
hulplijn guide lined guide; rescue line
leidsman guide; leader; mentor foreman; front-rank man
loods guide; leader; mentor construction shed; hangar; shanty; shed; site hut
reisbegeleider guide; host
reisgids guide; guide book; tour guide; travel brochure; travel guide tourist guide; travel guide
reisleider guide; guide book; tour guide; travel brochure; travel guide
reisleidster guide; guide book; tour guide; travel brochure; travel guide
richtlijn charter; guide; house rules; statute directive; guideline; precept; regulation; rule
rondleider guide
voeren feeding; foddering; foraging; nourishing
- guidebook; pathfinder; scout; template; templet; usher
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
begeleiden direct; guide; lead; point the direction accompany; chaperon; come along with; conduct; escort; lead about; show around; walk along
in goede banen leiden guide; lead; point the direction
leiden direct; guide; lead; point the direction be in command of; command; direct; lead; order; preside; take the lead
meevoeren direct; guide; lead; point the direction
voeren direct; guide; lead; point the direction feed
- conduct; direct; draw; guide on; lead; pass; run; steer; take
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- cicerone; councellor; direct; example; instructor; leader; leader of an expedition; observance; skid rail; slide; slide bar; supervisor; teacher; tutor

Verwante woorden van "guide":


Synoniemen voor "guide":


Verwante definities voor "guide":

  1. a structure or marking that serves to direct the motion or positioning of something1
  2. a model or standard for making comparisons1
  3. something that offers basic information or instruction1
  4. someone who shows the way by leading or advising1
  5. someone who can find paths through unexplored territory1
  6. someone employed to conduct others1
  7. pass over, across, or through1
  8. take somebody somewhere1
  9. use as a guide1
  10. be a guiding or motivating force or drive1
  11. A non-printing line or point that can be used to help position or align objects or text.2

Wiktionary: guide

guide
noun
  1. someone who guides, especially someone hired to show people around a place
guide
noun
  1. een persoon die een groep begeleid en uitleg geeft
Cross Translation:
FromToVia
• guide → leidraad ↔ Leitfaden — kurz gefasste Darstellung zur Einführung in ein Wissensgebiet
• guide → resulteren; uitkomen; volgen; voortkomen; voortspruiten; voortvloeien; belenden; grenzen aan; besturen; brengen; leiden; geleiden; voeren; uitgaan; uitlopen; uitstappen; uitstijgen; uittreden; bereiken; behalen; inhalen; reiken tot; leiden tot; uitdraaien op; uitlopen op ↔ aboutir — toucher par un bout.
• guide → besturen; sturen; brengen; leiden; geleiden; voeren ↔ conduire — mener, guider, diriger vers un lieu déterminé.
• guide → de weg wijzen; leiden; geleiden; rondleiden ↔ guider — accompagner quelqu’un pour lui montrer le chemin.
• guide → stemmen; regelen; reglementeren; reguleren; vereffenen; inrichten; ruimen; opruimen; schikken; terechtbrengen; de weg wijzen; leiden; geleiden; rondleiden ↔ régler — tirer avec la règle des lignes droites sur du papier, du parchemin, du carton, etc. cf|papier réglé.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van guiding







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1115 seconde
Page rendered in 1.0 seconds