Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- grumpiness:
- grumpy:
-
Wiktionary:
- grumpy → kribbig, korzelig, chagrijnig
- grumpy → sacherijnig, chagrijnig, narrig, bars, honds, nors, nurks, onaardig, onvriendelijk, stuurs, zuur
Engels
Uitgebreide vertaling voor grumpiness (Engels) in het Nederlands
grumpiness:
-
the grumpiness (peevishness; testiness)
Vertaal Matrix voor grumpiness:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
knorrigheid | grumpiness; peevishness; testiness | |
kregelheid | grumpiness; peevishness; testiness | |
- | contrariness; crankiness; crotchetiness |
Verwante woorden van "grumpiness":
Synoniemen voor "grumpiness":
Verwante definities voor "grumpiness":
grumpy:
-
grumpy (peevish; capricious; grumbling)
chagrijnig; humeurig; sikkeneurig; slecht gehumeurd; nurks; gemelijk; knorrig; nukkig-
chagrijnig bijvoeglijk naamwoord
-
humeurig bijvoeglijk naamwoord
-
sikkeneurig bijvoeglijk naamwoord
-
slecht gehumeurd bijvoeglijk naamwoord
-
nurks bijvoeglijk naamwoord
-
gemelijk bijvoeglijk naamwoord
-
knorrig bijvoeglijk naamwoord
-
nukkig bijvoeglijk naamwoord
-
-
grumpy (cantankerous; surly; rigid; nagging; crabbed; crusty; gruff; sullen)
chagrijnig; nurks; knorrig; korzelig; nors-
chagrijnig bijvoeglijk naamwoord
-
nurks bijvoeglijk naamwoord
-
knorrig bijvoeglijk naamwoord
-
korzelig bijvoeglijk naamwoord
-
nors bijvoeglijk naamwoord
-
-
grumpy (bad tempered; moody; cantankerous; crusty; crabbed; lamenting; complaining; wailing)
chagrijnig; humeurig; gemelijk; slecht gehumeurd; nurks; knorrig; sikkeneurig-
chagrijnig bijvoeglijk naamwoord
-
humeurig bijvoeglijk naamwoord
-
gemelijk bijvoeglijk naamwoord
-
slecht gehumeurd bijvoeglijk naamwoord
-
nurks bijvoeglijk naamwoord
-
knorrig bijvoeglijk naamwoord
-
sikkeneurig bijvoeglijk naamwoord
-
-
grumpy (touchy; huffy; cross-grained; thin-skinned; grim; stern; sullen; gruff; surly)
humeurig; gevoelig; lichtgeraakt; aangebrand; korzelig-
humeurig bijvoeglijk naamwoord
-
gevoelig bijvoeglijk naamwoord
-
lichtgeraakt bijvoeglijk naamwoord
-
aangebrand bijvoeglijk naamwoord
-
korzelig bijvoeglijk naamwoord
-
-
grumpy (grumbling; sulky)
-
grumpy (refractory; tenacious; obstinate; cross-grained; persevering; stubborn; recalcitrant; heady; pig-headed; tacky; viscous; persistent; rebellious; tedious; boring; sullen; unrelenting; unyielding; mindless; stupefied; dull; stern; surly; leathery; headstrong; tough)
weerbarstig; koppig; stijfhoofdig; weerspannig; bokkig; dwars-
weerbarstig bijvoeglijk naamwoord
-
koppig bijvoeglijk naamwoord
-
stijfhoofdig bijvoeglijk naamwoord
-
weerspannig bijvoeglijk naamwoord
-
bokkig bijvoeglijk naamwoord
-
dwars bijvoeglijk naamwoord
-
-
grumpy (peevish; sullen; sulky; stiff; gruff; moody; surly; bad-tempered)
-
grumpy (grumbly; grumbling; grumpish)
brommmerig-
brommmerig bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor grumpy:
Verwante woorden van "grumpy":
Synoniemen voor "grumpy":
Verwante definities voor "grumpy":
Wiktionary: grumpy
grumpy
grumpy
Cross Translation:
adjective
-
in slechte stemming, slecht gehumeurd
-
zich onvriendelijk gedragend
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• grumpy | → sacherijnig; chagrijnig; narrig | ↔ mürrisch — missmutig |
• grumpy | → bars; honds; nors; nurks; onaardig; onvriendelijk; stuurs; zuur | ↔ bougon — (familier, fr) Qui a tendance à bougonner. |
• grumpy | → bars; honds; nors; nurks; onaardig; onvriendelijk; stuurs; zuur | ↔ grognon — Qui grogner. — usage N’a pas de féminin quand il s’applique aux personnes. |