Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- grasp:
-
Wiktionary:
- grasp → begrip, grip, greep
- grasp → begrijpen, snappen, grijpen, vastpakken
- grasp → grijpen, vatten, overweg komen, met, bemachtigen, aangrijpen, vastgrijpen, halen, inslaan, teisteren, beetkrijgen, beetnemen, pakken, vangen, vastpakken, gewaar worden, merken, bemerken, vernemen, waarnemen, begrijpen, verdenken, doorkrijgen
Engels
Uitgebreide vertaling voor grasp (Engels) in het Nederlands
grasp:
-
to grasp (realize; contain; get to know; hold; realise)
-
to grasp (comprehend; understand; get)
-
to grasp (clasp; clutch; grip; seize)
-
to grasp (snatch away; caught; snatch; seize; grip; catch; drag; clutch; yearn; reach; slog away; toil and moil; rummage about; rout; clasp; pilfer; snout; slave away; stick; root; scratch)
-
to grasp (grab; clamp; take hold of; clasp; catch; seize; grip)
Conjugations for grasp:
present
- grasp
- grasp
- grasps
- grasp
- grasp
- grasp
simple past
- grasped
- grasped
- grasped
- grasped
- grasped
- grasped
present perfect
- have grasped
- have grasped
- has grasped
- have grasped
- have grasped
- have grasped
past continuous
- was grasping
- were grasping
- was grasping
- were grasping
- were grasping
- were grasping
future
- shall grasp
- will grasp
- will grasp
- shall grasp
- will grasp
- will grasp
continuous present
- am grasping
- are grasping
- is grasping
- are grasping
- are grasping
- are grasping
subjunctive
- be grasped
- be grasped
- be grasped
- be grasped
- be grasped
- be grasped
diverse
- grasp!
- let's grasp!
- grasped
- grasping
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
-
the grasp (understanding; comprehension; notion)
Vertaal Matrix voor grasp:
Verwante woorden van "grasp":
Synoniemen voor "grasp":
Verwante definities voor "grasp":
Wiktionary: grasp
grasp
Cross Translation:
noun
verb
grasp
-
to understand
-
to grip
- grasp → grijpen; vastpakken
noun
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• grasp | → grijpen; vatten | ↔ erfassen — (transitiv) ergreifen, mitreißen |
• grasp | → overweg komen; met | ↔ verstehen — (reflexiv) ohne Streitigkeiten mit jemandem auskommen, eine gute persönliche Beziehung zu jemandem haben |
• grasp | → bemachtigen; grijpen; aangrijpen; vastgrijpen | ↔ agripper — sens transitif |
• grasp | → vatten; grijpen; halen; inslaan; teisteren; beetkrijgen; beetnemen; pakken; vangen; vastpakken; bemachtigen; aangrijpen; vastgrijpen | ↔ saisir — Prendre vivement. |
• grasp | → gewaar worden; merken; bemerken; vernemen; waarnemen; begrijpen | ↔ saisir — Discerner, comprendre. |
• grasp | → verdenken; doorkrijgen | ↔ soupçonner — Avoir, concernant quelqu’un ou quelque chose, une opinion, une présomption désavantageux, mais incertaine et mêlée de doute. |