Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Vertaal governing

Vertaal governing van Engels naar Nederlands

Overzicht

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

governing:
- besturen; regeren
govern:
- controleren
Wiktionary:
- govern → leiden, regeren, regelen, beheersen, bepalen
- govern → regeeren, besturen, de scepter zwaaien, heersen, regeren, koning zijn

Engels

Uitgebreide vertaling voor governing (Engels) in het Nederlands

governing:

governing [the ~] zelfstandig naamwoord

the governing (ruling)
het besturen; regeren
- besturen [het ~] zelfstandig naamwoord
- regeren [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor governing:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
besturen	governing; ruling	directing; leading
regeren	governing; ruling
-	administration; governance; government; government activity
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
besturen		administer; command; direct; lead; manage; preside; run
regeren		exercise authority; exert power; order; reign; rule

Verwante woorden van "governing":

govern

Synoniemen voor "governing":

dominant
government; governance; government activity; social control

Verwante definities voor "governing":

responsible for making and enforcing rules and laws¹
- governing bodies¹
the act of governing; exercising authority¹
- regulations for the governing of state prisons¹

governing vorm van govern:

to govern werkwoord (governs, governed, governing)

to govern (control)

– direct or strongly influence the behavior of ¹
controleren
- controleren werkwoord (controleer, controleert, controleerde, controleerden, gecontroleerd)

Conjugations for govern:

present

govern
govern
governs
govern
govern
govern

simple past

governed
governed
governed
governed
governed
governed

present perfect

have governed
have governed
has governed
have governed
have governed
have governed

past continuous

was governing
were governing
was governing
were governing
were governing
were governing

future

shall govern
will govern
will govern
shall govern
will govern
will govern

continuous present

am governing
are governing
is governing
are governing
are governing
are governing

subjunctive

be governed
be governed
be governed
be governed
be governed
be governed

diverse

govern!
let's govern!
governed
governing

1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor govern:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
controleren		audit; check; probe
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
controleren	control; govern	audit; auditing; check; control; count again; examine; inspect; review; run over again; survey; verify; view
-	order; regularise; regularize; regulate; rule
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	rule

Verwante woorden van "govern":

governing, government, governable, governed

Synoniemen voor "govern":

regulate; regularize; regularise; order; decide; make up one's mind; determine
control; command
rule
necessitate; ask; postulate; need; require; take; involve; call for; demand

Antoniemen van "govern":

deregulate

Verwante definities voor "govern":

direct or strongly influence the behavior of¹
- His belief in God governs his conduct¹
bring into conformity with rules or principles or usage; impose regulations¹
exercise authority over; as of nations¹
- Who is governing the country now?¹
require to be in a certain grammatical case, voice, or mood¹
- most transitive verbs govern the accusative case in German¹

Wiktionary: govern

govern

verb

(intr.) to exercise political authority
- govern → leiden; regeren
to control the speed or magnitude of
- govern → regelen
to control the actions of
- govern → beheersen
to exercise a determining influence on
- govern → bepalen
to exercise sovereign authority in
- govern → regeren

Cross Translation:

From	To	Via
• govern	→ regeeren	↔ regieren — Politik: die Herrschaft ausüben, die Macht haben
• govern	→ besturen; de scepter zwaaien; heersen; regeren	↔ gouverner — diriger une embarcation à l’aide d’un gouvernail.
• govern	→ koning zijn; regeren; besturen; de scepter zwaaien; heersen	↔ régner — exercer le pouvoir souverain dans un état monarchique ; il se dit des princes souverains, même quand ils ne portent pas le titre de roi.

Verwante vertalingen van governing

¹WordNet 3.0 Copyright 2006 by Princeton University