Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- genuinely:
- genuine:
-
Wiktionary:
- genuine → origineel, authentiek, echt
- genuine → origineel, oorspronkelijk, echt, eigenlijk, heus, waar, waarachtig, reëel, werkelijk, daadwerkelijk, wezenlijk, gegrond, gelijk hebbend, juist
Engels
Uitgebreide vertaling voor genuinely (Engels) in het Nederlands
genuinely:
-
genuinely (truthfully; definitely; really; factually; certainly; surely; actually; indeed)
vast en zeker; zeker; waarachtig; stellig; waarlijk; vast; feitelijk; beslist; reëel; heus; welzeker; voorzeker; gewis; geheid-
vast en zeker bijvoeglijk naamwoord
-
zeker bijvoeglijk naamwoord
-
waarachtig bijvoeglijk naamwoord
-
stellig bijvoeglijk naamwoord
-
waarlijk bijwoord
-
vast bijvoeglijk naamwoord
-
feitelijk bijvoeglijk naamwoord
-
beslist bijvoeglijk naamwoord
-
reëel bijvoeglijk naamwoord
-
heus bijvoeglijk naamwoord
-
welzeker bijwoord
-
voorzeker bijwoord
-
gewis bijvoeglijk naamwoord
-
geheid bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor genuinely:
Verwante woorden van "genuinely":
Synoniemen voor "genuinely":
Verwante definities voor "genuinely":
genuinely vorm van genuine:
-
genuine (straight; serious)
-
genuine (sincere; heartfelt; upright)
-
genuine (unadulterated; real)
-
genuine (truly; actual; really; real; indeed; in truth; to be sure; it's true)
-
genuine
– Pertaining to Microsoft software which is published by Microsoft, properly licensed, and fully supported by Microsoft or a trusted partner. 2
Vertaal Matrix voor genuine:
Verwante woorden van "genuine":
Synoniemen voor "genuine":
Antoniemen van "genuine":
Verwante definities voor "genuine":
Wiktionary: genuine
genuine
Cross Translation:
adjective
genuine
-
real, authentic
- genuine → origineel; authentiek; echt
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• genuine | → origineel; oorspronkelijk | ↔ original — Qui n’a pas été fait d’après un modèle et qui servir ou servira de modeler pour des copies ou des imitations. |
• genuine | → echt; eigenlijk; heus; waar; waarachtig; reëel; werkelijk; daadwerkelijk; wezenlijk | ↔ réel — véritable, effectif, vrai, sans fiction ni figure. |
• genuine | → waar; echt; eigenlijk; heus; waarachtig; gegrond; gelijk hebbend; juist | ↔ vrai — Qui est conforme à la vérité, à ce qui est réellement. |