Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Vertaal gags

Vertaal gags van Engels naar Nederlands

Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. gags:
  2. gag:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor gags (Engels) in het Nederlands

gags:

gags [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the gags (jokes; hoaxes; wheezes)
    grapjes; de moppen
    • grapjes [znw.] zelfstandig naamwoord
    • moppen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Vertaal Matrix voor gags:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
grapjes gags; hoaxes; jokes; wheezes fun; jokes; laughs
moppen gags; hoaxes; jokes; wheezes

Verwante woorden van "gags":


gag:

to gag werkwoord (gags, gagged, gagging)

  1. to gag (clamp; oppress)
    vasthouden; knellen; vastklemmen; vastknellen
    • vasthouden werkwoord (houd vast, houdt vast, hield vast, hielden vast, vastgehouden)
    • knellen werkwoord (knel, knelt, knelde, knelden, gekneld)
    • vastklemmen werkwoord (klem vast, klemt vast, klemde vast, klemden vast, vastgeklemd)
    • vastknellen werkwoord (knel vast, knelt vast, knelde vast, knelden vast, vstgekneld)
  2. to gag (oppress; truss up)
    benauwen; beklemmen
    • benauwen werkwoord (benauw, benauwt, benauwde, benauwden, benauwd)
    • beklemmen werkwoord (beklem, beklemt, beklemde, beklemden, beklemd)

Conjugations for gag:

present
  1. gag
  2. gag
  3. gags
  4. gag
  5. gag
  6. gag
simple past
  1. gagged
  2. gagged
  3. gagged
  4. gagged
  5. gagged
  6. gagged
present perfect
  1. have gagged
  2. have gagged
  3. has gagged
  4. have gagged
  5. have gagged
  6. have gagged
past continuous
  1. was gagging
  2. were gagging
  3. was gagging
  4. were gagging
  5. were gagging
  6. were gagging
future
  1. shall gag
  2. will gag
  3. will gag
  4. shall gag
  5. will gag
  6. will gag
continuous present
  1. am gagging
  2. are gagging
  3. is gagging
  4. are gagging
  5. are gagging
  6. are gagging
subjunctive
  1. be gagged
  2. be gagged
  3. be gagged
  4. be gagged
  5. be gagged
  6. be gagged
diverse
  1. gag!
  2. let's gag!
  5. gagged
  6. gagging
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

gag [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the gag (witty remark; joke; quip; )
    de canard; de kwinkslag; de grap; de grol; de scherts
    • canard [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kwinkslag [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • grap [de ~] zelfstandig naamwoord
    • grol [de ~] zelfstandig naamwoord
    • scherts [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor gag:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
canard gag; jest; joke; pleasantry; quip; witticism; witty remark duck
grap gag; jest; joke; pleasantry; quip; witticism; witty remark fun; jest; joke; pleasantry
grol gag; jest; joke; pleasantry; quip; witticism; witty remark
kwinkslag gag; jest; joke; pleasantry; quip; witticism; witty remark
scherts gag; jest; joke; pleasantry; quip; witticism; witty remark banter; joke; prank
vasthouden holding; preserving
- jape; jest; joke; laugh; muzzle
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beklemmen gag; oppress; truss up
benauwen gag; oppress; truss up alarm; disquiet; frighten; oppress
knellen clamp; gag; oppress clasp; clutch; grasp; grip; pinch; press; seize; squeeze
vasthouden clamp; gag; oppress detain; don't let go of; hold; keep; retain
vastklemmen clamp; gag; oppress
vastknellen clamp; gag; oppress
- choke; fret; heave; muzzle; quip; retch; strangle; suffocate
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
grap joke

Verwante woorden van "gag":


Synoniemen voor "gag":


Verwante definities voor "gag":

  1. restraint put into a person's mouth to prevent speaking or shouting1
  2. a humorous anecdote or remark intended to provoke laughter1
    • he knows a million gags1
  3. make an unsuccessful effort to vomit; strain to vomit1
  4. cause to retch or choke1
  5. struggle for breath; have insufficient oxygen intake1
    • he swallowed a fishbone and gagged1
  6. make jokes or quips1
    • The students were gagging during dinner1
  7. tie a gag around someone's mouth in order to silence them1
    • The burglars gagged the home owner and tied him to a chair1
  8. be too tight; rub or press1
  9. prevent from speaking out1
    • The press was gagged1

Wiktionary: gag

gag
verb
  1. To experience the vomiting reflex
  2. To restrain someone's speech
gag
noun
  1. een prop, doek of stuk plakband waarmee iemand het spreken belet wordt
Cross Translation:
FromToVia
• gag → grap ↔ Witz — eine kleine Geschichte oder Ähnliches, das zum lachen anregen soll
• gag → aardigheidje; bak; grap; jok; mop; scherts ↔ badinage — action ou propos léger, qui ne prête pas à conséquences.
• gag → onpasselijkheid ↔ haut-le-cœur — Forte convulsion de l’estomac







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0296 seconde
Page rendered in 1.0 seconds