Full in het Nederlands vertaald uit het Engels

Overzicht

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

full:
- vol; afgeladen; gevuld; opgevuld; volgestopt; verzadigd; volgegeten; plenair; kompleet; voltallig; klankrijk; sonoor
Wiktionary:
- full → vol, wijd, ruim, verzadigd, zat, volledig, compleet
- full → abundant, overvloedig, rijk, uitbundig, volop, weelderig, welig, breedvoerig, groot, royaal, ruim, uitgestrekt, slobberig, breed, wijd, omvangrijk, uitgebreid, veelomvattend, volledig, compleet, vol, gans, heel, geheel, volkomen, volslagen, totaal, volwaardig
Gebruikers suggesties voor full:
- volle

Engels

Uitgebreide vertaling voor full (Engels) in het Nederlands

full (packed; crammed)
vol; afgeladen
- vol bijvoeglijk naamwoord
- afgeladen bijvoeglijk naamwoord
full (stuffed; filled; filled out)
vol; gevuld
- vol bijvoeglijk naamwoord
- gevuld bijvoeglijk naamwoord
full (stuffed; filled; filled out)
opgevuld; volgestopt
- opgevuld bijvoeglijk naamwoord
- volgestopt bijvoeglijk naamwoord
full (sated; satisfied; stuffed)
verzadigd; vol; volgegeten
- verzadigd bijvoeglijk naamwoord
- vol bijvoeglijk naamwoord
- volgegeten bijvoeglijk naamwoord
full (plenary; complete)
plenair; kompleet; voltallig
- plenair bijvoeglijk naamwoord
- kompleet bijvoeglijk naamwoord
- voltallig bijvoeglijk naamwoord
full (sonorous; resonant)
klankrijk; sonoor
- klankrijk bijvoeglijk naamwoord
- sonoor bijvoeglijk naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	full moon; full phase of the moon; full-of-the-moon
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	wax
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
afgeladen	crammed; full; packed
gevuld	filled; filled out; full; stuffed
klankrijk	full; resonant; sonorous
plenair	complete; full; plenary
sonoor	full; resonant; sonorous
vol	crammed; filled; filled out; full; packed; sated; satisfied; stuffed	satisfied
volgegeten	full; sated; satisfied; stuffed
voltallig	complete; full; plenary
-	broad; entire; good; replete; total; wide; wide-cut
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	fully; to the full
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
kompleet	complete; full; plenary	complete; entire
opgevuld	filled; filled out; full; stuffed
verzadigd	full; sated; satisfied; stuffed	contented; fullfilled; satiated; satisfied
volgestopt	filled; filled out; full; stuffed

afloat; awash; flooded; inundated; overflowing; air-filled; brimful; brimfull; brimming; chockablock; chock-full; chockful; choke-full; chuck-full; cram full; congested; engorged; egg-filled; filled; fraught; pregnant; gas-filled; glutted; overfull; heavy; weighed down; instinct; replete; laden; loaded; ladened; overladen; overloaded; riddled; sperm-filled; stuffed; untouched; untasted; well-lined
entire; total; whole
complete
replete; nourished
booming; stentorian; grumbling; rumbling; plangent; rich; orotund; rotund; round; pear-shaped; sonorous; sounding
good; ample
broad; high
wide; wide-cut
full moon; full-of-the-moon; full phase of the moon; phase of the moon
beat
change; alter; modify
wax; increase
fully; to the full

having the normally expected amount¹
- gives full measure¹
having ample fabric¹
- a full skirt¹
constituting the full quantity or extent; complete¹
- gave full attention¹
complete in extent or degree and in every particular¹
- a full game¹
containing as much or as many as is possible or normal¹
- a full glass¹
- a sky full of stars¹
- a full life¹
- the auditorium was full to overflowing¹
being at a peak or culminating point¹
- full summer¹
(of sound) having marked deepness and body¹
- full tones¹
- a full voice¹
filled to satisfaction with food or drink¹
- a full stomach¹
to the greatest degree or extent; completely or entirely; (`full' in this sense is used as a combining form)¹
- knew full well¹
- full-grown¹
- full-fledged¹
the time when the Moon is fully illuminated¹
- the moon is at the full¹
increase in phase¹
make (a garment) fuller by pleating or gathering¹
beat for the purpose of cleaning and thickening¹
- full the cloth¹

full

adjective

full

adjective

Cross Translation:

From	To	Via
• full	→ abundant; overvloedig; rijk; uitbundig; volop; weelderig; welig; breedvoerig; groot; royaal; ruim; uitgestrekt; slobberig; breed; wijd; omvangrijk; uitgebreid; veelomvattend	↔ ample — Qui dépasser en largeur et en longueur la mesure ordinaire.
• full	→ volledig; compleet; vol	↔ complet — À quoi il ne manquer aucune des parties nécessaires.
• full	→ compleet; gans; heel; geheel; vol; volkomen; volslagen; totaal; volledig	↔ entier — Qui a toutes ses parties, ou que l’on considérer dans toute son étendue.
• full	→ vol	↔ plein — Qui contient tout ce qu’il est capable de contenir ; il est opposé à vide. (Sens général).
• full	→ volwaardig	↔ à part entière — De même rang ou niveau, de façon égal aux autres.