Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Vertaal flushing

Vertaal flushing van Engels naar Nederlands

Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. flushing:
  2. flush:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor flushing (Engels) in het Nederlands

flushing:

flushing [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the flushing (flushing a wall)
    het voegen; bakstenen voegen

Vertaal Matrix voor flushing:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bakstenen voegen flushing; flushing a wall
voegen flushing; flushing a wall pointing
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bakstenen voegen flush; flush a wall; grout; mortar
voegen add; bring together; flush; flush a wall; grout; join; mortar

Verwante woorden van "flushing":


flushing vorm van flush:

to flush werkwoord (flushes, flushed, flushing)

  1. to flush (flush out)
    doorspoelen; wegspoelen; doortrekken; spoelen
    • doorspoelen werkwoord (spoel door, spoelt door, spoelde door, spoelden door, doorgespoeld)
    • wegspoelen werkwoord (spoel weg, spoelt weg, spoelde weg, spoelden weg, weggespoeld)
    • doortrekken werkwoord (trek door, trekt door, trok door, trokken door, doorgetrokken)
    • spoelen werkwoord (spoel, spoelt, spoelde, spoelden, gespoeld)
  2. to flush (blush; glow; turn red)
    blozen; gloeien; rood worden; kleuren
    • blozen werkwoord (bloos, bloost, bloosde, bloosden, gebloosd)
    • gloeien werkwoord (gloei, gloeit, gloeide, gloeiden, gegloeid)
    • rood worden werkwoord
    • kleuren werkwoord (kleur, kleurt, kleurde, kleurden, gekleurd)
  3. to flush (grout; flush a wall; mortar)
    voegen; bakstenen voegen

Conjugations for flush:

present
  1. flush
  2. flush
  3. flushes
  4. flush
  5. flush
  6. flush
simple past
  1. flushed
  2. flushed
  3. flushed
  4. flushed
  5. flushed
  6. flushed
present perfect
  1. have flushed
  2. have flushed
  3. has flushed
  4. have flushed
  5. have flushed
  6. have flushed
past continuous
  1. was flushing
  2. were flushing
  3. was flushing
  4. were flushing
  5. were flushing
  6. were flushing
future
  1. shall flush
  2. will flush
  3. will flush
  4. shall flush
  5. will flush
  6. will flush
continuous present
  1. am flushing
  2. are flushing
  3. is flushing
  4. are flushing
  5. are flushing
  6. are flushing
subjunctive
  1. be flushed
  2. be flushed
  3. be flushed
  4. be flushed
  5. be flushed
  6. be flushed
diverse
  1. flush!
  2. let's flush!
  5. flushed
  6. flushing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

flush [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the flush (blush)
    blozen; de roodheid
    • blozen [znw.] zelfstandig naamwoord
    • roodheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  2. the flush (blush)
    de blos
    • blos [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. the flush (rinse)
    de spoeling
    • spoeling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  4. the flush (flash)
    vapeur; de opvlieging
    • vapeur [znw.] zelfstandig naamwoord
    • opvlieging [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

flush bijvoeglijk naamwoord

  1. flush (well off; have plenty of money; flush with money)
    goed bij kas

Vertaal Matrix voor flush:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bakstenen voegen flushing; flushing a wall
blos blush; flush
blozen blush; flush
kleuren colors; colours
opvlieging flash; flush
roodheid blush; flush
spoeling flush; rinse
vapeur flash; flush
voegen flushing; flushing a wall; pointing
wegspoelen washing away
- bang; bloom; blossom; blush; boot; charge; efflorescence; flower; gush; heyday; hot flash; kick; outpouring; peak; prime; rosiness; rush; thrill
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bakstenen voegen flush; flush a wall; grout; mortar
blozen blush; flush; glow; turn red
doorspoelen flush; flush out
doortrekken flush; flush out
gloeien blush; flush; glow; turn red simmer; smoulder
kleuren blush; flush; glow; turn red tint
rood worden blush; flush; glow; turn red get angry; grow purple
spoelen flush; flush out rinse; swill
voegen flush; flush a wall; grout; mortar add; bring together; join
wegspoelen flush; flush out
- blush; crimson; even; even out; level; purge; redden; scour; sluice
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- affluent; loaded; moneyed; wealthy
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
goed bij kas flush; flush with money; have plenty of money; well off

Verwante woorden van "flush":

  • flushing, flushed, flushes, flusher, flushest

Synoniemen voor "flush":


Verwante definities voor "flush":

  1. of a surface exactly even with an adjoining one, forming the same plane1
    • a door flush with the wall1
    • the bottom of the window is flush with the floor1
  2. having an abundant supply of money or possessions of value1
    • a speculator flush with cash1
  3. squarely or solidly1
    • hit him flush in the face1
  4. in the same plane1
    • set it flush with the top of the table1
  5. sudden reddening of the face (as from embarrassment or guilt or shame or modesty)1
  6. a sudden rapid flow (as of water)1
    • he heard the flush of a toilet1
  7. the swift release of a store of affective force1
  8. a poker hand with all 5 cards in the same suit1
  9. a rosy color (especially in the cheeks) taken as a sign of good health1
  10. sudden brief sensation of heat (associated with menopause and some mental disorders)1
  11. the period of greatest prosperity or productivity1
  12. turn red, as if in embarrassment or shame1
  13. cause to flow or flood with or as if with water1
    • flush the meadows1
  14. flow freely1
    • The garbage flushed down the river1
  15. irrigate with water from a sluice1
  16. rinse, clean, or empty with a liquid1
    • flush the wound with antibiotics1
  17. make level or straight1
  18. glow or cause to glow with warm color or light1
    • the sky flushed with rosy splendor1

Wiktionary: flush

flush
verb
  1. to become suffused with reddish color
  2. to cleanse a toilet by introducing lots of water
  3. to cleanse by flooding with generous quantities of a fluid
adjective
  1. wealthy or well off
flush
noun
  1. een rode kleur op de konen
verb
  1. toilet doorspoelen
Cross Translation:
FromToVia
• flush → verzonken ↔ noyable — Qualifie un capteur
• flush → doorspoelen; doortrekken ↔ tirer la chasse d’eau — Actionner le mécanisme d’une chasse d’eau.Cette locution verbale peut être conjugée à tous les temps et personnes en suivant les règles de conjugaison du verbe « tirer ».

Verwante vertalingen van flushing







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0401 seconde
Page rendered in 1.0 seconds