Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. fizzing:
  2. fizz:
  3. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor fizzing (Engels) in het Nederlands

fizzing:

fizzing [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the fizzing (bubbling; tippling)
    bruisen; gebubbel; borrelen; het geborrel

Vertaal Matrix voor fizzing:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
borrelen bubbling; fizzing; tippling cocktail time; tippling
bruisen bubbling; fizzing; tippling
geborrel bubbling; fizzing; tippling cocktail time; ebullition; effervescence; tippling
gebubbel bubbling; fizzing; tippling
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
borrelen booze; bubble; drink; drink excessively; drink heavily; have a drink; have too much to drink
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- fizzy

Verwante woorden van "fizzing":


Synoniemen voor "fizzing":

  • fizzy; effervescent

Verwante definities voor "fizzing":

  1. hissing and bubbling1

fizz:

to fizz werkwoord (fizzes, fizzed, fizzing)

  1. to fizz (effervesce; sparkle; bubble)
    sprankelen; opbruisen; mousseren; tintelen
    • sprankelen werkwoord (sprankel, sprankelt, sprankelde, sprankelden, gesprankeld)
    • opbruisen werkwoord (bruis op, bruist op, bruiste op, bruisten op, opgebruist)
    • mousseren werkwoord (mousseer, mousseert, mousseerde, mousseerden, gemousseerd)
    • tintelen werkwoord (tintel, tintelt, tintelde, tintelden, getinteld)

Conjugations for fizz:

present
  1. fizz
  2. fizz
  3. fizzes
  4. fizz
  5. fizz
  6. fizz
simple past
  1. fizzed
  2. fizzed
  3. fizzed
  4. fizzed
  5. fizzed
  6. fizzed
present perfect
  1. have fizzed
  2. have fizzed
  3. has fizzed
  4. have fizzed
  5. have fizzed
  6. have fizzed
past continuous
  1. was fizzing
  2. were fizzing
  3. was fizzing
  4. were fizzing
  5. were fizzing
  6. were fizzing
future
  1. shall fizz
  2. will fizz
  3. will fizz
  4. shall fizz
  5. will fizz
  6. will fizz
continuous present
  1. am fizzing
  2. are fizzing
  3. is fizzing
  4. are fizzing
  5. are fizzing
  6. are fizzing
subjunctive
  1. be fizzed
  2. be fizzed
  3. be fizzed
  4. be fizzed
  5. be fizzed
  6. be fizzed
diverse
  1. fizz!
  2. let's fizz!
  3. fizzed
  4. fizzing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor fizz:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sprankelen glittering; luster; lustre; sparkle; sparkling; splendor; splendour
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
mousseren bubble; effervesce; fizz; sparkle
opbruisen bubble; effervesce; fizz; sparkle
sprankelen bubble; effervesce; fizz; sparkle beam; flare; flicker; give off light; radiate; shimmer; shine; sparkle; twinkle; vibrate
tintelen bubble; effervesce; fizz; sparkle
- effervesce; foam; form bubbles; froth; sparkle

Verwante woorden van "fizz":


Synoniemen voor "fizz":


Verwante definities voor "fizz":

  1. an effervescent beverage (usually alcoholic)1
  2. become bubbly or frothy or foaming1

Wiktionary: fizz

fizz
noun
  1. emission of rapid stream of bubbles
verb
  1. to emit bubbles
fizz
verb
  1. het overvloedig vormen van gasbelletjes in een vloeistof