Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Vertaal finder

Vertaal finder van Engels naar Nederlands

Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. finder:
  2. find:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor finder (Engels) in het Nederlands

finder:

finder [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the finder (coiner)
    de vinder
    • vinder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor finder:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vinder coiner; finder
- discoverer; spotter; view finder; viewfinder

Verwante woorden van "finder":

  • finders

Synoniemen voor "finder":

  • seeker; searcher; quester
  • discoverer; spotter; perceiver; percipient; observer; beholder
  • viewfinder; view finder; optical device

Verwante definities voor "finder":

  1. optical device that helps a user to find the target of interest1
  2. someone who is the first to observe something1
  3. someone who comes upon something after searching1

find:

to find werkwoord (finds, found, finding)

  1. to find (come across; discover; meet; learn)
    vinden; tegenkomen; aantreffen
    • vinden werkwoord (vind, vindt, vond, vonden, gevonden)
    • tegenkomen werkwoord (kom tegen, komt tegen, kwam tegen, kwamen tegen, tegengekomen)
    • aantreffen werkwoord (tref aan, treft aan, trof aan, troffen aan, aangetroffen)
  2. to find (become aware of; perceive; see; notice; sense)
    onderscheiden; gewaarworden; ontwaren; te zien krijgen
    • onderscheiden werkwoord (onderscheid, onderscheidt, onderscheidde, onderscheidden, onderscheiden)
    • gewaarworden werkwoord (word gewaar, wordt gewaar, werd gewaar, werden gewaar, gewaargeworden)
    • ontwaren werkwoord (ontwaar, ontwaart, ontwaarde, ontwaarden, ontwaard)
    • te zien krijgen werkwoord
  3. to find (keep apart; perceive; become aware of; )
    onderscheiden; uit elkaar houden; uiteenhouden
    • onderscheiden werkwoord (onderscheid, onderscheidt, onderscheidde, onderscheidden, onderscheiden)
    • uit elkaar houden werkwoord (houd uit elkaar, houdt uit elkaar, hield uit elkaar, hielden uit elkaar, uit elkaar gehouden)
    • uiteenhouden werkwoord
  4. to find (come accross; unearth)
    aangetroffen worden
  5. to find
    – To locate or come upon through action. 2
    vinden
    • vinden werkwoord (vind, vindt, vond, vonden, gevonden)

Conjugations for find:

present
  1. find
  2. find
  3. finds
  4. find
  5. find
  6. find
simple past
  1. found
  2. found
  3. found
  4. found
  5. found
  6. found
present perfect
  1. have found
  2. have found
  3. has found
  4. have found
  5. have found
  6. have found
past continuous
  1. was finding
  2. were finding
  3. was finding
  4. were finding
  5. were finding
  6. were finding
future
  1. shall find
  2. will find
  3. will find
  4. shall find
  5. will find
  6. will find
continuous present
  1. am finding
  2. are finding
  3. is finding
  4. are finding
  5. are finding
  6. are finding
subjunctive
  1. be found
  2. be found
  3. be found
  4. be found
  5. be found
  6. be found
diverse
  1. find!
  2. let's find!
  5. found
  6. finding
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

find [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the find (discovery)
    de ontdekking; de vinding; de vondst
    • ontdekking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • vinding [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • vondst [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  2. the find (invention; discovery)
    de uitvinding; de vinding
    • uitvinding [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • vinding [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  3. the find (invention; discovery)
    de vinding; uitdenking; de vondst
    • vinding [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • uitdenking [znw.] zelfstandig naamwoord
    • vondst [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor find:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aantreffen encountering; locating
ontdekking discovery; find
uitdenking discovery; find; invention
uitvinding discovery; find; invention invention
vinden encountering; locating
vinding discovery; find; invention
vondst discovery; find; invention
- breakthrough; discovery; uncovering
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aangetroffen worden come accross; find; unearth
aantreffen come across; discover; find; learn; meet
gewaarworden become aware of; find; notice; perceive; see; sense attend; encounter; experience; feel; notice; observe; perceive; see; sense; signal; witness
onderscheiden become aware of; find; hold apart; keep apart; notice; perceive; see; sense become aware of; behold; decorate; discern; distinguish; distinguish from each other; keep apart; knight; notice; outshine; perceive; see; see in
ontwaren become aware of; find; notice; perceive; see; sense become aware of; behold; detect; discover; feel; notice; observe; perceive; reveal; see; see in; sense; spot
te zien krijgen become aware of; find; notice; perceive; see; sense
tegenkomen come across; discover; find; learn; meet meet
uit elkaar houden become aware of; find; hold apart; keep apart; notice; perceive; see; sense
uiteenhouden become aware of; find; hold apart; keep apart; notice; perceive; see; sense
vinden come across; discover; find; learn; meet discover; learn; localise; localize; locate; trace
- ascertain; bump; chance; come up; detect; determine; discover; encounter; feel; find oneself; find out; get; get hold; happen; incur; line up; notice; observe; obtain; receive; recover; regain; retrieve; rule; see; witness
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
onderscheiden diverse; various
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- meet with; reach

Verwante woorden van "find":


Synoniemen voor "find":


Antoniemen van "find":


Verwante definities voor "find":

  1. the act of discovering something1
  2. a productive insight1
  3. accept and make use of one's personality, abilities, and situation1
    • My son went to Berkeley to find himself1
  4. receive a specified treatment (abstract)1
    • These aspects of civilization do not find expression or receive an interpretation1
  5. come to believe on the basis of emotion, intuitions, or indefinite grounds1
    • I find him to be obnoxious1
    • I found the movie rather entertaining1
  6. make a discovery1
    • She found that he had lied to her1
  7. establish after a calculation, investigation, experiment, survey, or study1
    • find the product of two numbers1
    • The physicist who found the elusive particle won the Nobel Prize1
  8. decide on and make a declaration about1
    • find someone guilty1
  9. make a discovery, make a new finding1
    • Physicists believe they found a new elementary particle1
  10. succeed in reaching; arrive at1
    • The arrow found its mark1
  11. perceive or be contemporaneous with1
    • We found Republicans winning the offices1
  12. discover or determine the existence, presence, or fact of1
    • We found traces of lead in the paint1
  13. perceive oneself to be in a certain condition or place1
    • I found myself in a difficult situation1
    • When he woke up, he found himself in a hospital room1
  14. obtain through effort or management1
    • She found the time and energy to take care of her aging parents1
    • We found the money to send our sons to college1
  15. get something or somebody for a specific purpose1
    • I found this gadget that will serve as a bottle opener1
  16. get or find back; recover the use of1
    • She found her voice and replied quickly1
  17. come upon, as if by accident; meet with1
    • We find this idea in Plato1
  18. come upon after searching; find the location of something that was missed or lost1
    • Did you find your glasses?1
    • I cannot find my gloves!1
  19. To locate text or a specific item on a Web page or in a document.2
  20. To locate or come upon through action.2

Wiktionary: find

find
noun
  1. anything found
verb
  1. determine, judge
  2. decide that
  3. point out
  4. encounter, locate, discover
find
verb
  1. (overgankelijk) tot een besluit komen
  2. iets aantreffen nadat ernaar gezocht is
  3. iets bedenken
  4. iets ondervinden, iets ten deel krijgen
Cross Translation:
FromToVia
• find → vondst; gevonden voorwerp ↔ Fund — ein Gegenstand (selten auch ein Mensch), den jemand gefunden hat
• find → vondst; ontdekking ↔ Fund — ohne Plural: das entdecken von etwas
• find → vinden ↔ finden — transitiv: etwas oder jemanden durch Suchen oder durch Zufall entdecken, sehen
• find → halen; inslaan; raken; teisteren; treffen; bereiken; behalen; inhalen; reiken tot ↔ atteindre — toucher de loin au moyen d’un projectile.
• find → afleiden; besluiten; concluderen; een gevolgtrekking maken ↔ conclure — Traductions à trier suivant le sens
• find → ontdekking ↔ découverte — Action de découvrir, de trouver ce qui n’était pas connu.
• find → slaan; halen; inslaan; raken; teisteren; treffen; klappen; kloppen; opvallen; houwen; meppen ↔ frapper — A TRIER
• find → uitvinding; voorstelling; vinding; bedenksel; uitvindsel; verzinsel ↔ invention — disposition de l’esprit à inventer.
• find → halen; inslaan; raken; teisteren; treffen; doorkomen; klaarspelen; slagen; slagen voor; bereiken; behalen; inhalen; reiken tot ↔ parvenir — Arriver à un point donné à la suite d’un déplacement. (Sens général)
• find → gewaar worden; merken; bemerken; vernemen; waarnemen; innen ↔ percevoir — Traductions à trier suivant le sens
• find → vondst ↔ trouvaille — Chose trouvée remarquable

Verwante vertalingen van finder







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0616 seconde
Page rendered in 1.0 seconds