Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Vertaal filling

Vertaal filling van Engels naar Nederlands

Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. filling:
  2. fill:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor filling (Engels) in het Nederlands

filling:

filling [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the filling (stuffing; padding; refill; stopping; inflation)
    de vulling; de opvulling; het vulsel
    • vulling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • opvulling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • vulsel [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. the filling (padding; stuffing)
    de vulling; de vulstof; het vulsel
    • vulling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • vulstof [de ~] zelfstandig naamwoord
    • vulsel [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. the filling
    de tandvulling
  4. the filling
    het opvulsel
    • opvulsel [het ~] zelfstandig naamwoord

filling bijvoeglijk naamwoord

  1. filling (heavy; rich)
    zwaar; moeilijk verteerbaar; machtig; slecht verteerbaar
  2. filling
    vullend

Vertaal Matrix voor filling:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
opvulling filling; inflation; padding; refill; stopping; stuffing padding
opvulsel filling
tandvulling filling
vulling filling; inflation; padding; refill; stopping; stuffing
vulsel filling; inflation; padding; refill; stopping; stuffing
vulstof filling; padding; stuffing
- fill; pick; weft; woof
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
machtig filling; heavy; rich
zwaar filling; heavy; rich awkward; burdensome; difficult; hard; heavily built; heavy; heavyset; massive; oppressing; oppressive; stiff; tough
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- filling material
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
moeilijk verteerbaar filling; heavy; rich
slecht verteerbaar filling; heavy; rich
vullend filling

Verwante woorden van "filling":


Synoniemen voor "filling":


Verwante definities voor "filling":

  1. the act of filling something1
  2. (dentistry) a dental appliance consisting of any of various substances (as metal or plastic) inserted into a prepared cavity in a tooth1
    • when he yawned I could see the gold fillings in his teeth1
    • an informal British term for `filling' is `stopping'1
  3. the yarn woven across the warp yarn in weaving1
  4. a food mixture used to fill pastry or sandwiches etc.1
  5. flow into something (as a container)1
  6. any material that fills a space or container1

Wiktionary: filling

filling
noun
  1. voedzame en smakelijke bedekking van een boterham

fill:

to fill werkwoord (fills, filled, filling)

  1. to fill (fill up; top up)
    vullen; bijvullen
    • vullen werkwoord (vul, vult, vulde, vulden, gevuld)
    • bijvullen werkwoord (vul bij, vult bij, vulde bij, vulden bij, bijgevuld)
  2. to fill
    vullen; farceren; opvullen
    • vullen werkwoord (vul, vult, vulde, vulden, gevuld)
    • farceren werkwoord
    • opvullen werkwoord (vul op, vult op, vulde op, vulden op, opgevuld)
  3. to fill
    vullen; volgooien; volgieten
    • vullen werkwoord (vul, vult, vulde, vulden, gevuld)
    • volgooien werkwoord (gooi vol, gooit vol, gooide vol, gooiden vol, volgegooid)
    • volgieten werkwoord (giet vol, goot vol, goten vol, vol gegoten)
  4. to fill
    plomberen; vullen
    • plomberen werkwoord (plombeer, plombeert, plombeerde, plombeerden, geplobeerd)
    • vullen werkwoord (vul, vult, vulde, vulden, gevuld)
  5. to fill (fill up)
    vullen; opvullen
    • vullen werkwoord (vul, vult, vulde, vulden, gevuld)
    • opvullen werkwoord (vul op, vult op, vulde op, vulden op, opgevuld)
  6. to fill (fill up; fill in)
    vullen; volplempen; volmaken; volstorten
    • vullen werkwoord (vul, vult, vulde, vulden, gevuld)
    • volplempen werkwoord
    • volmaken werkwoord (volmaak, volmaakt, volmaakte, volmaakten, volmaakt)
    • volstorten werkwoord (stort vol, stortte vol, stortten vol, volgestort)
  7. to fill (take up space)
    beslaan; ruimte innemen
  8. to fill (pump full)
    volpompen
  9. to fill (fill in; inflate)
    vullen; volschenken
    • vullen werkwoord (vul, vult, vulde, vulden, gevuld)
    • volschenken werkwoord (schenk vol, schenkt vol, schonk vol, schonken vol, volgeschonken)
  10. to fill (to eat one's fill; satiate; satisfy)
    verzadigen; zich de buik vol eten

Conjugations for fill:

present
  1. fill
  2. fill
  3. fills
  4. fill
  5. fill
  6. fill
simple past
  1. filled
  2. filled
  3. filled
  4. filled
  5. filled
  6. filled
present perfect
  1. have filled
  2. have filled
  3. has filled
  4. have filled
  5. have filled
  6. have filled
past continuous
  1. was filling
  2. were filling
  3. was filling
  4. were filling
  5. were filling
  6. were filling
future
  1. shall fill
  2. will fill
  3. will fill
  4. shall fill
  5. will fill
  6. will fill
continuous present
  1. am filling
  2. are filling
  3. is filling
  4. are filling
  5. are filling
  6. are filling
subjunctive
  1. be filled
  2. be filled
  3. be filled
  4. be filled
  5. be filled
  6. be filled
diverse
  1. fill!
  2. let's fill!
  5. filled
  6. filling
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor fill:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beslaan covering
volplempen filling in
volstorten paying up; payment in full
- filling
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beslaan fill; take up space
bijvullen fill; fill up; top up fill up
farceren fill
opvullen fill; fill up
plomberen fill
ruimte innemen fill; take up space
verzadigen fill; satiate; satisfy; to eat one's fill saturate
volgieten fill
volgooien fill
volmaken fill; fill in; fill up accomplish; bring to an end; complete; end; finish; get done; get ready
volplempen fill; fill in; fill up
volpompen fill; pump full
volschenken fill; fill in; inflate
volstorten fill; fill in; fill up
vullen fill; fill in; fill up; inflate; top up
zich de buik vol eten fill; satiate; satisfy; to eat one's fill
- fill up; fulfil; fulfill; make full; meet; occupy; replete; sate; satiate; satisfy; take
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
beslaan fur
- accomplish; carry out; execute

Verwante woorden van "fill":


Synoniemen voor "fill":


Antoniemen van "fill":


Verwante definities voor "fill":

  1. a quantity sufficient to satisfy1
    • he ate his fill of potatoes1
    • she had heard her fill of gossip1
  2. any material that fills a space or container1
    • there was not enough fill for the trench1
  3. plug with a substance1
    • fill a cavity1
  4. become full1
    • The pool slowly filled with water1
    • The theater filled up slowly1
  5. make full, also in a metaphorical sense1
    • fill a container1
    • fill the child with pride1
  6. fill or meet a want or need1
  7. fill to satisfaction1
  8. eat until one is sated1
    • He filled up on turkey1
  9. appoint someone to (a position or a job)1
  10. assume, as of positions or roles1
  11. occupy the whole of1
    • The liquid fills the container1
  12. In computer graphics, the colored or patterned "paint" inside an enclosed figure, such as a circle. The portion of the shape that can be colored or patterned is the fill area. Drawing programs commonly offer tools for creating filled or nonfilled shapes; the user can specify color or pattern.2

Wiktionary: fill

fill
noun
  1. something used to occupy empty spaces
  2. amount that fills a container
verb
  1. satisfy, obey
  2. install someone or be installed in
  3. treat (a tooth)
  4. become pervaded with something
  5. enter, making it full
  6. become full of contents
  7. add contents to, so it is full
  8. occupy fully, take up all of
fill
verb
  1. (met plamuur) steenachtige, houten of andere ondergronden (auto, gezicht) egaliseren of repareren
  2. vol maken
Cross Translation:
FromToVia
• fill → farceren ↔ farcieren — Gastronomie: mit einer zuvor hergestellten Farce füllen
• fill → vullen ↔ plombieren — veraltend, (transitiv) einen ausgebohrten kariösen Zahn mit einer Dichtungsmasse füllen
• fill → dichten; dichtmaken; stoppen; toestoppen; verstoppen; volstoppen ↔ boucher — Traductions à trier suivant le sens
• fill → bedelven; overstelpen; verpletteren; (op)(aan)vullen ↔ combler — Traductions à trier suivant le sens
• fill → dempen; vullen; invullen; spekken; stoppen; volmaken; volschenken; aanvullen; bijwerken; completeren; supplementeren; voleinden ↔ compléter — rendre complet.
• fill → bekleden; beslaan; bezetten; bezig houden; in beslag nemen; bewonen; inwonen ↔ occuper — Traductions à trier suivant le sens
• fill → vervullen ↔ remplir — Emplir entièrement, rendre plein, combler.

Verwante vertalingen van filling







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0563 seconde
Page rendered in 1.0 seconds