Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- fetching:
- fetch:
-
Wiktionary:
- fetch → halen
- fetch → halen, afhalen, meebrengen, meenemen, vergaderen, medenemen, medebrengen, aandragen, bezorgen, brengen, aanbrengen, voorleiden, bijeenbrengen, herstellen, terugbrengen, herplaatsen, terugplaatsen, terugvoeren
Engels
Uitgebreide vertaling voor fetching (Engels) in het Nederlands
fetching:
-
the fetching (getting)
Vertaal Matrix voor fetching:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
halen | fetching; getting | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
halen | get | |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | taking; winning |
Verwante woorden van "fetching":
Synoniemen voor "fetching":
Verwante definities voor "fetching":
fetch:
-
to fetch (collect; take along; take away; pick up; take; come round for)
-
to fetch (collect; pick up)
Conjugations for fetch:
present
- fetch
- fetch
- fetches
- fetch
- fetch
- fetch
simple past
- fetched
- fetched
- fetched
- fetched
- fetched
- fetched
present perfect
- have fetched
- have fetched
- has fetched
- have fetched
- have fetched
- have fetched
past continuous
- was fetching
- were fetching
- was fetching
- were fetching
- were fetching
- were fetching
future
- shall fetch
- will fetch
- will fetch
- shall fetch
- will fetch
- will fetch
continuous present
- am fetching
- are fetching
- is fetching
- are fetching
- are fetching
- are fetching
subjunctive
- be fetched
- be fetched
- be fetched
- be fetched
- be fetched
- be fetched
diverse
- fetch!
- let's fetch!
- fetched
- fetching
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor fetch:
Verwante woorden van "fetch":
Synoniemen voor "fetch":
Antoniemen van "fetch":
Verwante definities voor "fetch":
Wiktionary: fetch
fetch
fetch
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• fetch | → halen | ↔ holen — etwas, jemanden zu sich kommen machen |
• fetch | → afhalen; meebrengen; meenemen; vergaderen; medenemen; medebrengen; aandragen; bezorgen; brengen; aanbrengen; voorleiden | ↔ amener — mener d’un lieu à un autre. |
• fetch | → brengen; bijeenbrengen; meebrengen; meenemen; medenemen; medebrengen; aandragen; bezorgen; aanbrengen | ↔ apporter — porter quelque chose à quelqu’un. usage L’objet du verbe apporter est toujours un inanimé. |
• fetch | → herstellen; terugbrengen; herplaatsen; terugplaatsen; terugvoeren | ↔ ramener — amener de nouveau. |