Engels

Uitgebreide vertaling voor fellow (Engels) in het Nederlands

fellow:

fellow [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the fellow (colleague)
    de collega; de vakgenoot; de ambtgenoot
  2. the fellow (bloke; man; gent; )
    de knakker; de man; de knul; de vent; de gozer; de kerel; de gast
    • knakker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • man [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • knul [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • vent [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • gozer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kerel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • gast [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. the fellow (pal; friend; buddy; )
    de vriend; het vriendje; de makker; het maatje; de kameraad; de pal; de gabber; het kameraadje; de maat; de kompaan
    • vriend [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • vriendje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • makker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • maatje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • kameraad [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • pal [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • gabber [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kameraadje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • maat [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kompaan [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. the fellow (friend; companion; business associate; )
    de vriend; de spitsbroeder; de gabber; de compagnon; het kameraadje; de kameraad; de kompaan; de kornuit; de maat; de makker; de gezel; het maatje; de pal
    • vriend [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • spitsbroeder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • gabber [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • compagnon [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kameraadje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • kameraad [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kompaan [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kornuit [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • maat [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • makker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • gezel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • maatje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • pal [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  5. the fellow (companion; mate)
    de metgezel
    • metgezel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  6. the fellow (bloke; chap; man; lad)
    de knakker; de knul; de kerel; goser; de gozer; de vent
    • knakker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • knul [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kerel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • goser [znw.] zelfstandig naamwoord
    • gozer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • vent [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  7. the fellow (guy; chap; lad)
    de snuiter
    • snuiter [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  8. the fellow (guy; bloke; chap)
    het sujet; het heerschap; de vent
    • sujet [het ~] zelfstandig naamwoord
    • heerschap [het ~] zelfstandig naamwoord
    • vent [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  9. the fellow (buster; dude)
    – an informal form of address for a man 1
    de kerel
    • kerel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor fellow:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ambtgenoot colleague; fellow
collega colleague; fellow
compagnon buddy; business associate; chum; companion; comrade; fellow; friend; mate; pal; partner business contact; business relation
gabber buddy; business associate; chum; companion; comrade; fellow; friend; mate; pal; partner
gast bloke; chap; cove; fellow; gent; man; mister; type guest; guest for the night; night guest; overnight guest; regular customer
gezel buddy; business associate; chum; companion; comrade; fellow; friend; mate; pal; partner best friend; bosom friend; buddy; chum; close friend; companion; confidante; friend; mate; pal; partner
goser bloke; chap; fellow; lad; man
gozer bloke; chap; cove; fellow; gent; lad; man; mister; type
heerschap bloke; chap; fellow; guy
kameraad buddy; business associate; chum; companion; comrade; fellow; friend; mate; pal; partner
kameraadje buddy; business associate; chum; companion; comrade; fellow; friend; mate; pal; partner best friend; bosom friend; buddy; close friend; confidante; friend; pal
kerel bloke; buster; chap; cove; dude; fellow; gent; lad; man; mister; type male; man
knakker bloke; chap; cove; fellow; gent; lad; man; mister; type
knul bloke; chap; cove; fellow; gent; lad; man; mister; type
kompaan buddy; business associate; chum; companion; comrade; fellow; friend; mate; pal; partner
kornuit buddy; business associate; chum; companion; comrade; fellow; friend; mate; pal; partner
maat buddy; business associate; chum; companion; comrade; fellow; friend; mate; pal; partner chum; circumference; companion; demension; dimension; extent; friend; mate; measure; measurement; pal; pall; partner; proportion; size
maatje buddy; business associate; chum; companion; comrade; fellow; friend; mate; pal; partner apprentice; best friend; bosom friend; buddy; close friend; confidante; disciple; follower; friend; matie; matties herring; pal; pupil; student; teacher-trainee; trainee; trainee-teacher; young herring
makker buddy; business associate; chum; companion; comrade; fellow; friend; mate; pal; partner pall
man bloke; chap; cove; fellow; gent; man; mister; type companion; husband; life companion; male; man; partner; spouse
metgezel companion; fellow; mate
pal buddy; business associate; chum; companion; comrade; fellow; friend; mate; pal; partner
snuiter chap; fellow; guy; lad
spitsbroeder buddy; business associate; chum; companion; comrade; fellow; friend; mate; pal; partner
sujet bloke; chap; fellow; guy
vakgenoot colleague; fellow
vent bloke; chap; cove; fellow; gent; guy; lad; man; mister; type male; man
vriend buddy; business associate; chum; companion; comrade; fellow; friend; mate; pal; partner friend
vriendje buddy; chum; companion; comrade; fellow; friend; mate; pal buddy; friend; pal
- associate; beau; blighter; bloke; boyfriend; chap; colleague; companion; comrade; confrere; cuss; familiar; fella; feller; gent; lad; mate; swain; young man
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pal persistent
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- bloke; chap; guy

Verwante woorden van "fellow":


Synoniemen voor "fellow":


Verwante definities voor "fellow":

  1. a man who is the lover of a girl or young woman1
  2. a boy or man1
    • there's a fellow at the door1
  3. a person who is member of one's class or profession1
    • he sent e-mail to his fellow hackers1
  4. a friend who is frequently in the company of another1
  5. an informal form of address for a man1
    • Say, fellow, what are you doing?1
  6. a member of a learned society1
    • he was elected a fellow of the American Physiological Association1
  7. one of a pair1
    • one eye was blue but its fellow was brown1

Wiktionary: fellow

fellow
  1. -
noun
  1. een persoon van het mannelijk geslacht, man
  2. zonderling

Cross Translation:
FromToVia
fellow kerel; pik; vent Kerl — eine männliche Person (Dieser Begriff kann sowohl eine positive als auch eine negative Konnotation tragen je nach Eigenschaft der Männlichkeit, die angesprochen wird.)
fellow makker Mackernorddeutsch: Kamerad, der gleichzeitig Chef ist, so der Kapitän und Schiffseigner zum Beispiel auf einem Fischkutter, auch allgemeiner: jemand, der eine Chefposition inne hat
fellow kameraad; kornuit; maat; makker camarade — Celui ou celle qui, en partager les occupations, la vie d’une ou de plusieurs personnes, contracter avec elles une sorte d’amitié et une communauté d’intérêts.
fellow man; manspersoon; vent; kerel; manmens; gozer; gast; menselijk wezen hommeêtre humain mâle ; par opposition à la femme.
fellow kerel; knul; persoon; snuiter; sujet; vent; enkeling; individu individu — didact|fr entité autonome qui ne peut être ni partager ni diviser sans perdre les caractéristiques qui lui sont propres.
fellow kerel; makker; vent mec — individu masculin
fellow man; manspersoon; vent; kerel; manmens; gozer; gast mâlehomme dans l’espèce humaine.

Verwante vertalingen van fellow