Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Vertaal fawner

Vertaal fawner van Engels naar Nederlands

Overzicht

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

fawner:
- vleier; strooplikker; mooiprater
fawn:
- aflikken; likken
- reekalf
Wiktionary:
- fawn → kwispelen, vleien, versieren
- fawn → reebruin, hertenjong, hertenkalf
- fawn → reebruin
- fawn → vleien, hertenjong

Engels

Uitgebreide vertaling voor fawner (Engels) in het Nederlands

fawner:

fawner [the ~] zelfstandig naamwoord

the fawner (flatterer; toady)
de vleier; de strooplikker; de mooiprater
- vleier [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- strooplikker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- mooiprater [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor fawner:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
mooiprater	fawner; flatterer; toady
strooplikker	fawner; flatterer; toady	lickspittle
vleier	fawner; flatterer; toady
-	apple polisher; bootlicker; groveler; groveller; truckler
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	timeserver

Verwante woorden van "fawner":

fawners

Synoniemen voor "fawner":

apple polisher; bootlicker; groveller; groveler; truckler; ass-kisser; sycophant; toady; crawler; lackey

Verwante definities voor "fawner":

someone who humbles himself as a sign of respect; who behaves as if he had no self-respect¹

fawn:

to fawn werkwoord (fawns, fawned, fawning)

to fawn (lick off; lick)
aflikken; likken
- aflikken werkwoord (lik af, likt af, likte af, likten af, afgelikt)
- likken werkwoord (lik, likt, likte, likten, gelikt)

Conjugations for fawn:

present

fawn
fawn
fawns
fawn
fawn
fawn

simple past

fawned
fawned
fawned
fawned
fawned
fawned

present perfect

have fawned
have fawned
has fawned
have fawned
have fawned
have fawned

past continuous

was fawning
were fawning
was fawning
were fawning
were fawning
were fawning

future

shall fawn
will fawn
will fawn
shall fawn
will fawn
will fawn

continuous present

am fawning
are fawning
is fawning
are fawning
are fawning
are fawning

subjunctive

be fawned
be fawned
be fawned
be fawned
be fawned
be fawned

diverse

fawn!
let's fawn!
fawned
fawning

1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

fawn [the ~] zelfstandig naamwoord

the fawn
het reekalf
- reekalf [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor fawn:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aflikken		licking; licking off
likken		jails; licking; licking off
reekalf	fawn
-	dun; grayish brown; greyish brown
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aflikken	fawn; lick; lick off
likken	fawn; lick; lick off
-	bootlick; cower; crawl; creep; cringe; grovel; kotow; kowtow; suck up; toady; truckle

Verwante woorden van "fawn":

fawning, fawns

Synoniemen voor "fawn":

dun; greyish brown; grayish brown; light brown
deer; cervid; young mammal
crawl; creep; cringe; cower; grovel; bend; flex
toady; truckle; bootlick; kowtow; kotow; suck up; flatter; blandish
litter

Verwante definities voor "fawn":

a young deer¹
a color or pigment varying around a light grey-brown color¹
have fawns¹
- deer fawn¹
try to gain favor by cringing or flattering¹
show submission or fear¹

Wiktionary: fawn

fawn

verb

wag tail
- fawn → kwispelen
exhibit affection
- fawn → vleien
seek favour by flattery
- fawn → vleien; versieren

noun

colour
- fawn → reebruin
young deer
- fawn → hertenjong

adjective

pertaining to the colour
- fawn → reebruin

fawn

noun

een jong hert
- hertenkalf → fawn

Cross Translation:

From	To	Via
• fawn	→ vleien	↔ schmeicheln — mit Dativ: versuchen, jemandem zu gefallen oder jemanden zu beeinflussen, indem man Sachen sagt, die der andere gerne hört, die aber nicht unbedingt der eigenen Meinung entsprechen.
• fawn	→ hertenjong	↔ faon — Petit de la biche

¹WordNet 3.0 Copyright 2006 by Princeton University