Fabric in het Nederlands vertaald uit het Engels

Overzicht

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

fabric:
- textielwaren; textiel; weefsel; geweven stof; stof
Wiktionary:
- fabric → textuur, stof, weefsel
- fabric → weefsel, structuur, bouw, constructie, samenstelling

Engels

Uitgebreide vertaling voor fabric (Engels) in het Nederlands

the fabric (textiles; fabrics; textile)
textielwaren; de textiel; het weefsel
- textielwaren [znw.] zelfstandig naamwoord
- textiel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- weefsel [het ~] zelfstandig naamwoord
the fabric (cloth; textile)
geweven stof; het weefsel
- geweven stof [znw.] zelfstandig naamwoord
- weefsel [het ~] zelfstandig naamwoord
the fabric (cloth; material; textile)

– artifact made by weaving or felting or knitting or crocheting natural or synthetic fibers ¹
de stof
– weefsel gemaakt van draden ²
- stof [de ~] zelfstandig naamwoord
  - de rok is gemaakt van een dure stof²
de textiel; het weefsel
- textiel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- weefsel [het ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
geweven stof	cloth; fabric; textile
stof	cloth; fabric; material; textile	dust; dust particles; matter; stuff
textiel	cloth; fabric; fabrics; material; textile; textiles
textielwaren	fabric; fabrics; textile; textiles
weefsel	cloth; fabric; fabrics; material; textile; textiles	tissue; web
-	framework
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
textiel		textile
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	web; woven fabric

artifact made by weaving or felting or knitting or crocheting natural or synthetic fibers¹
- the fabric in the curtains was light and semitransparent¹
the underlying structure¹
- it is part of the fabric of society¹

fabric

noun

fabric

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• fabric	→ weefsel	↔ Gewebe — aus einem Garn hergestellter Stoff
• fabric	→ structuur; bouw; constructie; samenstelling	↔ structure — manière dont un édifice bâtir.
• fabric	→ weefsel	↔ textile — matériau issu du filage puis du tissage de fibres ou de feutre, destiné entre autres à l’habillement ou à l'ameublement et la décoration.