Engels

Uitgebreide vertaling voor expressed (Engels) in het Nederlands

expressed:

expressed bijvoeglijk naamwoord

  1. expressed (squeezed out)
    uitgedrukt; uitgeknepen

Vertaal Matrix voor expressed:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- explicit; uttered; verbalised; verbalized
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
uitgedrukt expressed; squeezed out
uitgeknepen expressed; squeezed out

Verwante woorden van "expressed":


Synoniemen voor "expressed":


Antoniemen van "expressed":


Verwante definities voor "expressed":

  1. precisely and clearly expressed or readily observable; leaving nothing to implication1
  2. communicated in words1

expressed vorm van express:

to express werkwoord (expresss, expressed, expressing)

  1. to express (give expression to; utter; express oneself; )
    uiten; uitdrukken; verwoorden; uiting geven aan; uitdrukking geven aan; vertolken
    • uiten werkwoord (uit, uitte, uitten, geuit)
    • uitdrukken werkwoord (druk uit, drukt uit, drukte uit, drukten uit, uitgedrukt)
    • verwoorden werkwoord (verwoord, verwoordt, verwoordde, verwoordden, verwoord)
    • uiting geven aan werkwoord
    • uitdrukking geven aan werkwoord (geef uitdrukking aan, geeft uitdrukking aan, gaf uitdrukking aan, gaven uitdrukking aan, uitdrukking gegeven aan)
    • vertolken werkwoord (vertolk, vertolkt, vertolkte, vertolkten, vertolkt)
  2. to express (verbalize; phrase; put into words; voice; verbalise)
    verwoorden; verbaliseren; formuleren
    • verwoorden werkwoord (verwoord, verwoordt, verwoordde, verwoordden, verwoord)
    • verbaliseren werkwoord (verbaliseer, verbaliseert, verbaliseerde, verbaliseerden, verbaliseerd)
    • formuleren werkwoord (formuleer, formuleert, formuleerde, formuleerden, geformuleerd)
  3. to express (spout; unload)
    uiten; spuien
    • uiten werkwoord (uit, uitte, uitten, geuit)
    • spuien werkwoord (spui, spuit, spuide, spuiden, gespuid)
  4. to express (reveal; exhibit; show; )
    openbaren; zich uiten
    • openbaren werkwoord (openbaar, openbaart, openbaarde, openbaarden, geopenbaard)
    • zich uiten werkwoord
  5. to express (declare)
    betuigen; betonen
    • betuigen werkwoord (betuig, betuigt, betuigde, betuigden, betuigd)
    • betonen werkwoord (betoon, betoont, betoonde, betoonden, betoond)
  6. to express
    tot uitdrukking brengen
    • tot uitdrukking brengen werkwoord (breng tot uitdrukking, brengt tot uitdrukking, bracht tot uitdrukking, brachten tot uitdrukking, tot uitdrukking gebracht)

Conjugations for express:

present
  1. express
  2. express
  3. expresss
  4. express
  5. express
  6. express
simple past
  1. expressed
  2. expressed
  3. expressed
  4. expressed
  5. expressed
  6. expressed
present perfect
  1. have expressed
  2. have expressed
  3. has expressed
  4. have expressed
  5. have expressed
  6. have expressed
past continuous
  1. was expressing
  2. were expressing
  3. was expressing
  4. were expressing
  5. were expressing
  6. were expressing
future
  1. shall express
  2. will express
  3. will express
  4. shall express
  5. will express
  6. will express
continuous present
  1. am expressing
  2. are expressing
  3. is expressing
  4. are expressing
  5. are expressing
  6. are expressing
subjunctive
  1. be expressed
  2. be expressed
  3. be expressed
  4. be expressed
  5. be expressed
  6. be expressed
diverse
  1. express!
  2. let's express!
  3. expressed
  4. expressing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor express:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
spuien desisting; discharging; draining off; sluices
- express mail; expressage; limited
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
betonen declare; express accentuate; emphasise; emphasize; stress
betuigen declare; express
formuleren express; phrase; put into words; verbalise; verbalize; voice formulate; phrase; put into words; word
openbaren admit; demonstrate; display; exhibit; express; reveal; show issue; publish
spuien express; spout; unload drain; empty; flow out; void water
tot uitdrukking brengen express
uitdrukken express; express oneself; give expression to; impersonate; reveal oneself; speak; talk; utter; ventilate peg out; pinch out; squeeze dry; squeeze empty; squeeze out
uitdrukking geven aan express; express oneself; give expression to; impersonate; reveal oneself; speak; talk; utter; ventilate
uiten express; express oneself; give expression to; impersonate; reveal oneself; speak; spout; talk; unload; utter; ventilate
uiting geven aan express; express oneself; give expression to; impersonate; reveal oneself; speak; talk; utter; ventilate
verbaliseren express; phrase; put into words; verbalise; verbalize; voice
vertolken express; express oneself; give expression to; impersonate; reveal oneself; speak; talk; utter; ventilate impersonate; interpret; personify; portray; render; represent; transcribe; translate
verwoorden express; express oneself; give expression to; impersonate; phrase; put into words; reveal oneself; speak; talk; utter; ventilate; verbalise; verbalize; voice bring something up; ventilate
zich uiten admit; demonstrate; display; exhibit; express; reveal; show
- carry; convey; evince; extract; give tongue to; press out; show; state; utter; verbalise; verbalize
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- express through train

Verwante woorden van "express":


Synoniemen voor "express":


Antoniemen van "express":


Verwante definities voor "express":

  1. not tacit or implied1
    • her express wish1
  2. without unnecessary stops1
    • an express train1
    • an express shipment1
  3. by express1
    • please send the letter express1
  4. rapid transport of goods1
  5. public transport consisting of a fast train or bus that makes only a few scheduled stops1
    • he caught the express to New York1
  6. mail that is distributed by a rapid and efficient system1
  7. articulate; either verbally or with a cry, shout, or noise1
    • She expressed her anger1
  8. give expression to1
  9. send by rapid transport or special messenger service1
    • She expressed the letter to Florida1
  10. serve as a means for expressing something1
  11. indicate through a symbol, formula, etc.1
    • Can you express this distance in kilometers?1
  12. obtain from a substance, as by mechanical action1
    • Italians express coffee rather than filter it1
  13. manifest the effects of (a gene or genetic trait)1
    • Many of the laboratory animals express the trait1

Wiktionary: express

express
verb
  1. to convey meaning
adjective
  1. moving or operating quickly
  2. specific or precise
express
noun
  1. spoorwegen|nld sneltrein (voor de wat langere trajecten)
  2. spoorwegen|nld personentrein die niet bij kleine stations stopt en die daarmee een tussenvorm is van een stoptrein en een intercity
verb
  1. een gevoel of gedachte in taal verwoorden

Cross Translation:
FromToVia
express expliciet; uitdrukkelijk ausdrücklich — klar und deutlich gesagt, entschieden geäußert
express uitdrukken exprimer — Manifester une pensée
express vertegenwoordigen; staan voor; beschrijven; spelen; uitvoeren; voorspelen; betuigen; opperen; uitdrukken; uiten; uitspreken; verwoorden; zetten représenterprésenter de nouveau.

Verwante vertalingen van expressed