Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. exporter:
  2. export:
  3. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor exporter (Engels) in het Nederlands

exporter:

exporter [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the exporter
    de exporteur

Vertaal Matrix voor exporter:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
exporteur exporter

Verwante woorden van "exporter":

  • exporters

Synoniemen voor "exporter":


Verwante definities voor "exporter":

  1. a businessperson who transports goods abroad (for sale)1

Wiktionary: exporter

exporter
noun
  1. person who or organization that exports

exporter vorm van export:

to export werkwoord (exports, exported, exporting)

  1. to export
    uitvoeren; exporteren
    • uitvoeren werkwoord (voer uit, voert uit, voerde uit, voerden uit, uitgevoerd)
    • exporteren werkwoord (exporteer, exporteert, exporteerde, exporteerden, geëxporteerd)
  2. to export
    – To output data and database objects to another database, spreadsheet, or file format so another database, application, or program can use the data or database objects. You can export data to a variety of supported databases, programs, and file formats. 2
    exporteren
    • exporteren werkwoord (exporteer, exporteert, exporteerde, exporteerden, geëxporteerd)

Conjugations for export:

present
  1. export
  2. export
  3. exports
  4. export
  5. export
  6. export
simple past
  1. exported
  2. exported
  3. exported
  4. exported
  5. exported
  6. exported
present perfect
  1. have exported
  2. have exported
  3. has exported
  4. have exported
  5. have exported
  6. have exported
past continuous
  1. was exporting
  2. were exporting
  3. was exporting
  4. were exporting
  5. were exporting
  6. were exporting
future
  1. shall export
  2. will export
  3. will export
  4. shall export
  5. will export
  6. will export
continuous present
  1. am exporting
  2. are exporting
  3. is exporting
  4. are exporting
  5. are exporting
  6. are exporting
subjunctive
  1. be exported
  2. be exported
  3. be exported
  4. be exported
  5. be exported
  6. be exported
diverse
  1. export!
  2. let's export!
  3. exported
  4. exporting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

export [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the export (exports)
    de export; de uitvoer
    • export [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • uitvoer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. the export
    de uitvoer
    • uitvoer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor export:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
export export; exports
uitvoer export; exports output
uitvoeren execution; implementation
- exportation
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
exporteren export
uitvoeren export accomplish; act; do; execute
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- export trade; exportation

Verwante woorden van "export":


Synoniemen voor "export":


Antoniemen van "export":


Verwante definities voor "export":

  1. commodities (goods or services) sold to a foreign country1
  2. cause to spread in another part of the world1
    • The Russians exported Marxism to Africa1
  3. transfer (electronic data) out of a database or document in a format that can be used by other programs1
  4. sell or transfer abroad1
    • we export less than we import and have a negative trade balance1
  5. To output data and database objects to another database, spreadsheet, or file format so another database, application, or program can use the data or database objects. You can export data to a variety of supported databases, programs, and file formats.2

Wiktionary: export

export
verb
  1. to sell (goods) to a foreign country
export
noun
  1. de verkoop van goederen aan het buitenland
verb
  1. goederen aan een afnemer in het buitenland verhandelen
  2. exporteren