Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- entrust:
-
Wiktionary:
- entrust → toevertrouwen
- entrust → laden, belasten met, opdracht geven, opdragen, vertrouwen, toevertrouwen, vertrouwen hebben in, ontboezemen
Engels
Uitgebreide vertaling voor entrust (Engels) in het Nederlands
entrust:
-
to entrust
toevertrouwen-
toevertrouwen werkwoord (vertrouw toe, vertrouwt toe, vertrouwde toe, vertrouwden toe, toevertrouwd)
-
Conjugations for entrust:
present
- entrust
- entrust
- entrusts
- entrust
- entrust
- entrust
simple past
- entrusted
- entrusted
- entrusted
- entrusted
- entrusted
- entrusted
present perfect
- have entrusted
- have entrusted
- has entrusted
- have entrusted
- have entrusted
- have entrusted
past continuous
- was entrusting
- were entrusting
- was entrusting
- were entrusting
- were entrusting
- were entrusting
future
- shall entrust
- will entrust
- will entrust
- shall entrust
- will entrust
- will entrust
continuous present
- am entrusting
- are entrusting
- is entrusting
- are entrusting
- are entrusting
- are entrusting
subjunctive
- be entrusted
- be entrusted
- be entrusted
- be entrusted
- be entrusted
- be entrusted
diverse
- entrust!
- let's entrust!
- entrusted
- entrusting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor entrust:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
toevertrouwen | deposit at; entrust to; leave with; lodge with; taking someone into one's confidence; trust | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
toevertrouwen | entrust | |
- | commit; confide; intrust; leave; trust | |
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | deliver up |
Verwante woorden van "entrust":
Synoniemen voor "entrust":
Verwante definities voor "entrust":
Wiktionary: entrust
entrust
Cross Translation:
verb
entrust
-
To trust to the care of
- entrust → toevertrouwen
verb
-
diensten, kennis, goederen etc. delen of beschikbaarstellen aan een betrouwbaar persoon
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• entrust | → laden; belasten met; opdracht geven; opdragen | ↔ charger — garnir d’une charge. |
• entrust | → vertrouwen; toevertrouwen; vertrouwen hebben in; ontboezemen | ↔ confier — Traductions à trier suivant le sens |