Engels

Uitgebreide vertaling voor encouraging (Engels) in het Nederlands

encouraging:

encouraging [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the encouraging (inciting; impelling; stimulation; turning on)
    het aanzetten; stimuleren; aansporen; de prikkel; aanmoedigen
  2. the encouraging (encouragement; stimulation; support; )
    de steun; de aanmoediging; de opwekking; aansporen; de aansporing; de stimulans

encouraging bijvoeglijk naamwoord

  1. encouraging
    aanmoedigend

Vertaal Matrix voor encouraging:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanmoedigen encouraging; impelling; inciting; stimulation; turning on encouragement; motivation; stimulation; support
aanmoediging cheers; encouragement; encouraging; help; putting on; stay; stimulation; support; switching on; turning on; turning up; urging; urging on impulse; incitement; stimulant; stimulation; stimulus; thrill
aansporen cheers; encouragement; encouraging; help; impelling; inciting; putting on; stay; stimulation; support; switching on; turning on; turning up; urging; urging on
aansporing cheers; encouragement; encouraging; help; putting on; stay; stimulation; support; switching on; turning on; turning up; urging; urging on impulse; incitement; stimulant; stimulation; stimulus; thrill
aanzetten encouraging; impelling; inciting; stimulation; turning on
opwekking cheers; encouragement; encouraging; help; putting on; stay; stimulation; support; switching on; turning on; turning up; urging; urging on impulse; incentive; incitement; stimulant; stimulation; stimulus; thrill
prikkel encouraging; impelling; inciting; stimulation; turning on boost; caprice; drive; impetus; impulse; incentive; incitement; momentum; spur; stimulant; stimulation; stimulus; thrill; whim
steun cheers; encouragement; encouraging; help; putting on; stay; stimulation; support; switching on; turning on; turning up; urging; urging on aid; anchor; assistance; crutch; help; mainstay; social assistance; support
stimulans cheers; encouragement; encouraging; help; putting on; stay; stimulation; support; switching on; turning on; turning up; urging; urging on boost; drive; impetus; impulse; incentive; incitement; momentum; spur; stimulant; stimulation; stimulus; thrill
stimuleren encouraging; impelling; inciting; stimulation; turning on cultivating; encouragement; improvements; motivation; stimulation; stimulations; support
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanmoedigen activate; aggravate; arouse; awake; cheer on; encourage; encourage someone; excite; fire; foster; incite; inspire; motivate; motivate someone; stimulate; strike into; support
aansporen activate; boost; drive; encourage; excite; incite; prompt; push on; stimulate; urge
aanzetten activate; bait; connect; drive; encourage; excite; goad; grind; incite; instigate; irritate; light; nettle; put on; sharpen; start; stimulate; stir up; strop; switch on; turn on; urge; whet; whip up
stimuleren activate; aggravate; arouse; awake; drive; encourage; encourage someone; excite; incite; inspire; motivate; motivate someone; prompt; stimulate; stir up; support; urge
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- supporting
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
stimulans lift
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanmoedigend encouraging

Verwante woorden van "encouraging":


Synoniemen voor "encouraging":


Antoniemen van "encouraging":

  • discouraging

Verwante definities voor "encouraging":

  1. giving courage or confidence or hope1
    • encouraging advances in medical research1
  2. furnishing support and encouragement1

encouraging vorm van encourage:

to encourage werkwoord (encourages, encouraged, encouraging)

  1. to encourage (incite; cheer on; inspire; fire; strike into)
    aanmoedigen; toejuichen; bezielen; aanvuren
    • aanmoedigen werkwoord (moedig aan, moedigt aan, moedigde aan, moedigden aan, aangemoedigd)
    • toejuichen werkwoord (juich toe, juicht toe, juichte toe, juichten toe, toegejuicht)
    • bezielen werkwoord (beziel, bezielt, bezielde, bezielden, bezield)
    • aanvuren werkwoord (vuur aan, vuurt aan, vuurde aan, vuurden aan, aangevuurd)
  2. to encourage (encourage someone; stimulate; incite; )
    stimuleren; aanmoedigen; prikkelen; iemand motiveren
    • stimuleren werkwoord (stimuleer, stimuleert, stimuleerde, stimuleerden, gestimuleerd)
    • aanmoedigen werkwoord (moedig aan, moedigt aan, moedigde aan, moedigden aan, aangemoedigd)
    • prikkelen werkwoord (prikkel, prikkelt, prikkelde, prikkelden, geprikkeld)
    • iemand motiveren werkwoord
  3. to encourage (stimulate; arouse; activate; )
    aanmoedigen; activeren; opwekken; oppeppen; stimuleren; bezielen
    • aanmoedigen werkwoord (moedig aan, moedigt aan, moedigde aan, moedigden aan, aangemoedigd)
    • activeren werkwoord (activeer, activeert, activeerde, activeerden, geactiveerd)
    • opwekken werkwoord (wek op, wekt op, wekte op, wekten op, opgewekt)
    • oppeppen werkwoord (pep op, pept op, pepte op, pepten op, opgepept)
    • stimuleren werkwoord (stimuleer, stimuleert, stimuleerde, stimuleerden, gestimuleerd)
    • bezielen werkwoord (beziel, bezielt, bezielde, bezielden, bezield)
  4. to encourage (push on; boost)
    aansporen; aanjagen; opjutten; porren
    • aansporen werkwoord (spoor aan, spoort aan, spoorde aan, spoorden aan, aangespoord)
    • aanjagen werkwoord (jaag aan, jaagt aan, joeg aan, joegen aan, aangejaagd)
    • opjutten werkwoord (jut op, jutte op, jutten op, opgejut)
    • porren werkwoord (por, port, porde, porden, gepord)
  5. to encourage (stimulate; activate; urge)
    stimuleren; aanzetten; aansporen; animeren
    • stimuleren werkwoord (stimuleer, stimuleert, stimuleerde, stimuleerden, gestimuleerd)
    • aanzetten werkwoord (zet aan, zette aan, zetten aan, aangezet)
    • aansporen werkwoord (spoor aan, spoort aan, spoorde aan, spoorden aan, aangespoord)
    • animeren werkwoord (animeer, animeert, animeerde, animeerden, geanimeerd)
  6. to encourage (motivate; stimulate)
    motiveren
    • motiveren werkwoord (motiveer, motiveert, motiveerde, motiveerden, gemotiveerd)
  7. to encourage
    aanmoedigen; aanvuren; toemoedigen; bemoedigen; stimuleren
    • aanmoedigen werkwoord (moedig aan, moedigt aan, moedigde aan, moedigden aan, aangemoedigd)
    • aanvuren werkwoord (vuur aan, vuurt aan, vuurde aan, vuurden aan, aangevuurd)
    • toemoedigen werkwoord (moedig toe, moedigt toe, moedigde toe, moedigden toe, toegemoedigd)
    • bemoedigen werkwoord (bemoedig, bemoedigt, bemoedigde, bemoedigden, bemoedigd)
    • stimuleren werkwoord (stimuleer, stimuleert, stimuleerde, stimuleerden, gestimuleerd)

Conjugations for encourage:

present
  1. encourage
  2. encourage
  3. encourages
  4. encourage
  5. encourage
  6. encourage
simple past
  1. encouraged
  2. encouraged
  3. encouraged
  4. encouraged
  5. encouraged
  6. encouraged
present perfect
  1. have encouraged
  2. have encouraged
  3. has encouraged
  4. have encouraged
  5. have encouraged
  6. have encouraged
past continuous
  1. was encouraging
  2. were encouraging
  3. was encouraging
  4. were encouraging
  5. were encouraging
  6. were encouraging
future
  1. shall encourage
  2. will encourage
  3. will encourage
  4. shall encourage
  5. will encourage
  6. will encourage
continuous present
  1. am encouraging
  2. are encouraging
  3. is encouraging
  4. are encouraging
  5. are encouraging
  6. are encouraging
subjunctive
  1. be encouraged
  2. be encouraged
  3. be encouraged
  4. be encouraged
  5. be encouraged
  6. be encouraged
diverse
  1. encourage!
  2. let's encourage!
  3. encouraged
  4. encouraging
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor encourage:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanjagen propelling; pushing on; turning up
aanmoedigen encouragement; encouraging; impelling; inciting; motivation; stimulation; support; turning on
aansporen cheers; encouragement; encouraging; help; impelling; inciting; putting on; stay; stimulation; support; switching on; turning on; turning up; urging; urging on
aanvuren encouragement; motivation; stimulation; support
aanzetten encouraging; impelling; inciting; stimulation; turning on
opwekken arousing; awaking; instigation
porren poking; prodding
stimuleren cultivating; encouragement; encouraging; impelling; improvements; inciting; motivation; stimulation; stimulations; support; turning on
toejuichen encouragement; motivation; stimulation; support
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanjagen boost; encourage; push on
aanmoedigen activate; aggravate; arouse; awake; cheer on; encourage; encourage someone; excite; fire; incite; inspire; motivate; motivate someone; stimulate; strike into; support foster
aansporen activate; boost; encourage; push on; stimulate; urge drive; excite; incite; prompt; stimulate; urge
aanvuren cheer on; encourage; fire; incite; inspire; strike into
aanzetten activate; encourage; stimulate; urge bait; connect; drive; excite; goad; grind; incite; instigate; irritate; light; nettle; put on; sharpen; start; stimulate; stir up; strop; switch on; turn on; whet; whip up
activeren activate; arouse; awake; encourage; excite; stimulate; support activate; awake; excite; freshen; generate; reactivate; recover; refresh; revive; rouse; trigger
animeren activate; encourage; stimulate; urge
bemoedigen encourage cheer up; comfort; console; solace
bezielen activate; arouse; awake; cheer on; encourage; excite; fire; incite; inspire; stimulate; strike into; support animate; inspire
iemand motiveren aggravate; encourage; encourage someone; incite; inspire; motivate; motivate someone; stimulate
motiveren encourage; motivate; stimulate
opjutten boost; encourage; push on bait; incite; instigate; stir up
oppeppen activate; arouse; awake; encourage; excite; stimulate; support
opwekken activate; arouse; awake; encourage; excite; stimulate; support activate; arouse; awake; drive; excite; freshen; generate; prompt; reactivate; recover; refresh; revive; rouse; stimulate; stir up; urge
porren boost; encourage; push on dig; jab; poke; prod
prikkelen aggravate; encourage; encourage someone; incite; inspire; motivate; motivate someone; stimulate arouse; drive; excite; prompt; stimulate; stir up; urge
stimuleren activate; aggravate; arouse; awake; encourage; encourage someone; excite; incite; inspire; motivate; motivate someone; stimulate; support; urge arouse; drive; excite; prompt; stimulate; stir up; urge
toejuichen cheer on; encourage; fire; incite; inspire; strike into acclaim; applaud; cheer; hurray
toemoedigen encourage
- advance; boost; further; promote

Verwante woorden van "encourage":


Synoniemen voor "encourage":


Antoniemen van "encourage":


Verwante definities voor "encourage":

  1. spur on1
    • His financial success encouraged him to look for a wife1
  2. inspire with confidence; give hope or courage to1
  3. contribute to the progress or growth of1

Wiktionary: encourage

encourage
verb
  1. foster, give help or patronage
  2. spur on, recommend
  3. mentally support or motivate
encourage
verb
  1. moed inspreken
  2. opmonteren, opvrolijken
  3. iemand een positievere kijk op de kansen geven

Cross Translation:
FromToVia
encourage aanmoedigen ermutigen — jemandem zureden, etwas zu tun
encourage accelereren; bespoedigen; verhaasten; versnellen encouragerinciter à avoir du courage.
encourage de sporen geven; prikkelen; aansporen; aanvuren; aanwakkeren; opwekken; zwepen inciterpousser, déterminer à faire quelque chose.
encourage aanmoedigen; bemoedigen; stijven réconforterrelever les forces, ranimer, remonter, tant au sens physique ou médical, qu'au sens moral.

Computer vertaling door derden: