Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. doubt:
  2. Wiktionary:
  3. Gebruikers suggesties voor doubt:
    • in twijfel trekken


Engels

Uitgebreide vertaling voor doubt (Engels) in het Nederlands

doubt:

doubt [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the doubt (indecisiveness; hesitation; shilly-shallying; )
    de twijfel; de tweestrijd; de besluiteloosheid; de weifeling
  2. the doubt (hesitation; hesitancy; shilly-shallying)
    de aarzeling; de twijfeling; de weifeling

to doubt werkwoord (doubts, doubted, doubting)

  1. to doubt (be doubtful; hesitate)
    twijfelen; onzeker zijn
    • twijfelen werkwoord (twijfel, twijfelt, twijfelde, twijfelden, getwijfeld)
    • onzeker zijn werkwoord (ben onzeker, bent onzeker, is onzeker, was onzeker, waren onzeker, onzeker geweest)
  2. to doubt (wonder)
    afvragen; verwonderen
    • afvragen werkwoord (vraag af, vraagt af, vroeg af, vroegen af, afgevraagd)
    • verwonderen werkwoord (verwonder, verwondert, verwonderde, verwonderden, verwonderd)
  3. to doubt (be in doubt; be doubtful)
    betwijfelen
    • betwijfelen werkwoord (betwijfel, betwijfelt, betwijfelde, betwijfelden, betwijfeld)
  4. to doubt (hesitate; linger; waver; )
    aarzelen; talmen; weifelen; dubben
    • aarzelen werkwoord (aarzel, aarzelt, aarzelde, aarzelden, geaarzeld)
    • talmen werkwoord (talm, talmt, talmde, talmden, getalmd)
    • weifelen werkwoord (weifel, weifelt, weifelde, weifelden, geweifeld)
    • dubben werkwoord (dub, dubt, dubde, dubden, gedubd)

Conjugations for doubt:

present
  1. doubt
  2. doubt
  3. doubts
  4. doubt
  5. doubt
  6. doubt
simple past
  1. doubted
  2. doubted
  3. doubted
  4. doubted
  5. doubted
  6. doubted
present perfect
  1. have doubted
  2. have doubted
  3. has doubted
  4. have doubted
  5. have doubted
  6. have doubted
past continuous
  1. was doubting
  2. were doubting
  3. was doubting
  4. were doubting
  5. were doubting
  6. were doubting
future
  1. shall doubt
  2. will doubt
  3. will doubt
  4. shall doubt
  5. will doubt
  6. will doubt
continuous present
  1. am doubting
  2. are doubting
  3. is doubting
  4. are doubting
  5. are doubting
  6. are doubting
subjunctive
  1. be doubted
  2. be doubted
  3. be doubted
  4. be doubted
  5. be doubted
  6. be doubted
diverse
  1. doubt!
  2. let's doubt!
  3. doubted
  4. doubting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor doubt:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aarzeling doubt; hesitancy; hesitation; shilly-shallying
besluiteloosheid doubt; hesitation; indecision; indecisiveness; shilly-shallying; single combat; vacillation
tweestrijd doubt; hesitation; indecision; indecisiveness; shilly-shallying; single combat; vacillation conflict; discord; dissension; disunity; division
twijfel doubt; hesitation; indecision; indecisiveness; shilly-shallying; single combat; vacillation hesitation; indecision; irresolution
twijfeling doubt; hesitancy; hesitation; shilly-shallying hesitation; indecision; irresolution
weifeling doubt; hesitancy; hesitation; indecision; indecisiveness; shilly-shallying; single combat; vacillation
- doubtfulness; dubiety; dubiousness; incertitude; question; uncertainty
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aarzelen brood over; defer; delay; deter; doubt; hesitate; linger; tarry; waver be indecised; dawdle; delay; hesitate; linger; procrastinate; put off; question; retard; saunter; tarry; vacillate; waver
afvragen doubt; wonder
betwijfelen be doubtful; be in doubt; doubt
dubben brood over; defer; delay; deter; doubt; hesitate; linger; tarry; waver dub; synchronise; synchronize
onzeker zijn be doubtful; doubt; hesitate
talmen brood over; defer; delay; deter; doubt; hesitate; linger; tarry; waver dawdle; delay; hang about; hang around; linger; loiter; procrastinate; put off; retard; saunter; tarry; waffle
twijfelen be doubtful; doubt; hesitate be indecised; hesitate; procrastinate; put off; question; tarry; vacillate; waver
verwonderen doubt; wonder amaze; astonish; suprise; surprise; wow
weifelen brood over; defer; delay; deter; doubt; hesitate; linger; tarry; waver be indecised; hesitate; procrastinate; put off; question; tarry; vacillate; waver
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- apprehension; hesitation

Verwante woorden van "doubt":

  • doubting, doubts

Synoniemen voor "doubt":


Antoniemen van "doubt":


Verwante definities voor "doubt":

  1. uncertainty about the truth or factuality or existence of something1
  2. the state of being unsure of something1
  3. consider unlikely or have doubts about1
    • I doubt that she will accept his proposal of marriage1
  4. lack confidence in or have doubts about1
    • I doubt these reports1

Wiktionary: doubt

doubt
noun
  1. uncertainty
verb
  1. to lack confidence in something
doubt
noun
  1. gevoel van onzekerheid ten aanzien van wat men moet doen, geloven e.d.
verb
  1. het vermoeden hebben dat iets niet waar is

Cross Translation:
FromToVia
doubt overweging Bedenkenmeist Plural: aufgrund von Nachdenken entstandener Vorbehalt, Zweifel
doubt twijfel Zweifel — inneres Schwanken; Unsicherheit in Bezug auf Vertrauen, Taten, Entscheidungen, Glauben oder Behauptungen beziehungsweise Vermutung von Tatsachen
doubt wantrouwen misstrauen — zu einem Menschen oder einer Sache kein Vertrauen haben
doubt twijfelen zweifeln — den Wahrheitsgehalt in Frage stellen; glauben oder vermuten, dass etwas nicht stimmt
doubt twijfeling; twijfel douteincertitude sur l’existence ou la vérité d’une chose, sur la vérité ou la fausseté d’une idée.
doubt dubben; in dubio staan; twijfelen; betwijfelen douter — Être dans l’incertitude, n’être pas sûr.

Verwante vertalingen van doubt