Engels

Uitgebreide vertaling voor domination (Engels) in het Nederlands

domination:

domination [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the domination (rule)
    de overheersing
  2. the domination
    dominering

Vertaal Matrix voor domination:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dominering domination
overheersing domination; rule
- mastery; supremacy

Verwante woorden van "domination":


Synoniemen voor "domination":


Verwante definities voor "domination":

  1. social control by dominating1
  2. power to dominate or defeat1

Wiktionary: domination

domination
noun
  1. act of dominating
domination
noun
  1. het overheersen

dominate:

to dominate werkwoord (dominates, dominated, dominating)

  1. to dominate (have the upper hand; be the one in control)
    overheersen; domineren; de overhand hebben
    • overheersen werkwoord (overheers, overheerst, overheerste, overheersten, overheerst)
    • domineren werkwoord (domineer, domineert, domineerde, domineerden, gedomineerd)
    • de overhand hebben werkwoord (heb de overhand, hebt de overhand, heeft de overhand, had de overhand, hadden de overhand, de overhand gehad)
  2. to dominate (prevail; predominate)
    overheersen; beheersen; machtiger zijn; onderwerpen; heersen over
    • overheersen werkwoord (overheers, overheerst, overheerste, overheersten, overheerst)
    • beheersen werkwoord (beheers, beheerst, beheersde, beheersden, beheerst)
    • machtiger zijn werkwoord
    • onderwerpen werkwoord (onderwerp, onderwerpt, onderwierp, onderwierpen, onderworpen)
    • heersen over werkwoord

Conjugations for dominate:

present
  1. dominate
  2. dominate
  3. dominates
  4. dominate
  5. dominate
  6. dominate
simple past
  1. dominated
  2. dominated
  3. dominated
  4. dominated
  5. dominated
  6. dominated
present perfect
  1. have dominated
  2. have dominated
  3. has dominated
  4. have dominated
  5. have dominated
  6. have dominated
past continuous
  1. was dominating
  2. were dominating
  3. was dominating
  4. were dominating
  5. were dominating
  6. were dominating
future
  1. shall dominate
  2. will dominate
  3. will dominate
  4. shall dominate
  5. will dominate
  6. will dominate
continuous present
  1. am dominating
  2. are dominating
  3. is dominating
  4. are dominating
  5. are dominating
  6. are dominating
subjunctive
  1. be dominated
  2. be dominated
  3. be dominated
  4. be dominated
  5. be dominated
  6. be dominated
diverse
  1. dominate!
  2. let's dominate!
  3. dominated
  4. dominating
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor dominate:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
onderwerpen subjects; themes; topics
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beheersen dominate; predominate; prevail check; control; curb; keep back; moderate; restrain; subdue; swallow; to stay calm; withhold
de overhand hebben be the one in control; dominate; have the upper hand have the upper hand; prevail
domineren be the one in control; dominate; have the upper hand
heersen over dominate; predominate; prevail
machtiger zijn dominate; predominate; prevail
onderwerpen dominate; predominate; prevail bring to submission; bring under control; control; overpower; subject; tame
overheersen be the one in control; dominate; have the upper hand; predominate; prevail exercise authority; exert power; order; reign; rule
- command; eclipse; master; overlook; overshadow; overtop; predominate; prevail; reign; rule

Verwante woorden van "dominate":


Synoniemen voor "dominate":


Verwante definities voor "dominate":

  1. have dominance or the power to defeat over1
  2. be larger in number, quantity, power, status or importance1
  3. be in control1
    • Her husband completely dominates her1
  4. look down on1
    • The villa dominates the town1
  5. be greater in significance than1

Wiktionary: dominate

dominate
verb
  1. meester zijn, het gezag uitoefenen
  2. het meest nadrukkelijk op de voorgrond treden
  3. de macht uitoefenen over een ander volk

Cross Translation:
FromToVia
dominate domineren; overheersen; uitschitteren; overtreffen; te boven gaan; uitblinken; uitmunten; voorbijstreven dominercommander souverainement, avoir une puissance absolue.