Engels

Uitgebreide vertaling voor divorce (Engels) in het Nederlands

divorce:

divorce [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the divorce (segregation; separation; division; partition)
    de segregatie; de scheiding; de verbreking
  2. the divorce
    de echtscheiding

to divorce werkwoord (divorces, divorced, divorcing)

  1. to divorce
    scheiden; uit elkaar gaan
    • scheiden werkwoord (scheid, scheidt, scheidde, scheidden, gescheiden)
    • uit elkaar gaan werkwoord (ga uit elkaar, gaat uit elkaar, ging uit elkaar, gingen uit elkaar, uit elkaar gegaan)
  2. to divorce (cleave; divide; split; )
    splitsen; scheiden; uitsplitsen; uiteengaan; loskoppelen; uit elkaar halen
    • splitsen werkwoord (splits, splitst, splitsde, splitsden, gesplitst)
    • scheiden werkwoord (scheid, scheidt, scheidde, scheidden, gescheiden)
    • uitsplitsen werkwoord (splits uit, splitst uit, splitste uit, splitsten uit, uitgesplitst)
    • uiteengaan werkwoord (ga uiteen, gaat uiteen, ging uiteen, gingen uiteen, uiteengegaan)
    • loskoppelen werkwoord (koppel los, koppelt los, koppelde los, koppelden los, losgekoppeld)
    • uit elkaar halen werkwoord (haal uit elkaar, haalt uit elkaar, haalde uit elkaar, haalden uit elkaar, uit elkaar gehaald)

Conjugations for divorce:

present
  1. divorce
  2. divorce
  3. divorces
  4. divorce
  5. divorce
  6. divorce
simple past
  1. divorced
  2. divorced
  3. divorced
  4. divorced
  5. divorced
  6. divorced
present perfect
  1. have divorced
  2. have divorced
  3. has divorced
  4. have divorced
  5. have divorced
  6. have divorced
past continuous
  1. was divorcing
  2. were divorcing
  3. was divorcing
  4. were divorcing
  5. were divorcing
  6. were divorcing
future
  1. shall divorce
  2. will divorce
  3. will divorce
  4. shall divorce
  5. will divorce
  6. will divorce
continuous present
  1. am divorcing
  2. are divorcing
  3. is divorcing
  4. are divorcing
  5. are divorcing
  6. are divorcing
subjunctive
  1. be divorced
  2. be divorced
  3. be divorced
  4. be divorced
  5. be divorced
  6. be divorced
diverse
  1. divorce!
  2. let's divorce!
  3. divorced
  4. divorcing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor divorce:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
echtscheiding divorce
loskoppelen disconnect
scheiding division; divorce; partition; segregation; separation
segregatie division; divorce; partition; segregation; separation
uiteengaan dispersing; separating
verbreking division; divorce; partition; segregation; separation interference; interruption; intervention; meddling; severance
- divorcement
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
loskoppelen cleave; crack; divide; divorce; part; separate; sever; split detach; undock
scheiden cleave; crack; divide; divorce; part; separate; sever; split break up; differentiate; go separate ways; loosen; part; release; separate; set free; split; split up; tear off; unlace; untie; work loose
splitsen cleave; crack; divide; divorce; part; separate; sever; split chop; chop into small pieces; chop up; cleave; crack; differentiate; itemise; itemize; separate; split; split open; split up; splitting; tear off
uit elkaar gaan divorce break up; go separate ways; part; separate; split up
uit elkaar halen cleave; crack; divide; divorce; part; separate; sever; split break down; break up; clear away; clear up; demolish; destroy; disentangle; dismantle; drag down; get down; pull down; remove; separate; solve; strip down; take apart a machine; take down; tear down; tear loose; unbutton; unharness; unravel; unriddle; unrig; untie; wreck
uiteengaan cleave; crack; divide; divorce; part; separate; sever; split break up; go separate ways; part; separate; split up
uitsplitsen cleave; crack; divide; divorce; part; separate; sever; split
- disassociate; disjoint; dissociate; disunite; split up
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- dissolution of marriage

Verwante woorden van "divorce":

  • divorcing, divorcement, divorced, divorces

Synoniemen voor "divorce":


Verwante definities voor "divorce":

  1. the legal dissolution of a marriage1
  2. part; cease or break association with1
  3. get a divorce; formally terminate a marriage1
    • The couple divorced after only 6 months1

Wiktionary: divorce

divorce
noun
  1. legal dissolution of a marriage
divorce
noun
  1. formele verbreking van een huwelijksband
  2. het verbreken van een huwelijk

Cross Translation:
FromToVia
divorce echtscheiding divorcedissolution judiciaire du mariage.