Engels

Uitgebreide vertaling voor dissipation (Engels) in het Nederlands

dissipation:

dissipation [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the dissipation (lawlessness; debauchery; extravagance; excess; licentiousness)
    de buitensporigheid; de losbandigheid; de zedeloosheid; de uitspatting; de bandeloosheid
  2. the dissipation (debauchery; licentiousness)
    de liederlijkheid

Vertaal Matrix voor dissipation:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bandeloosheid debauchery; dissipation; excess; extravagance; lawlessness; licentiousness
buitensporigheid debauchery; dissipation; excess; extravagance; lawlessness; licentiousness excess; excrescence; exuberance; overflow; profusion
liederlijkheid debauchery; dissipation; licentiousness
losbandigheid debauchery; dissipation; excess; extravagance; lawlessness; licentiousness
uitspatting debauchery; dissipation; excess; extravagance; lawlessness; licentiousness excess; excrescence; fit of rage; fit of temper; outburst of anger; spurt of anger
zedeloosheid debauchery; dissipation; excess; extravagance; lawlessness; licentiousness immorality
- dissolution; licentiousness; looseness; profligacy; waste; wastefulness
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- squanndering

Verwante woorden van "dissipation":


Synoniemen voor "dissipation":


Verwante definities voor "dissipation":

  1. useless or profitless activity; using or expending or consuming thoughtlessly or carelessly1
    • mindless dissipation of natural resources1
  2. dissolute indulgence in sensual pleasure1
  3. breaking up and scattering by dispersion1
    • the dissipation of the mist1

dissipation vorm van dissipate:

to dissipate werkwoord (dissipates, dissipated, dissipating)

  1. to dissipate (squander; waste)
    verspillen; verkwanselen; verbrassen; verkwisten; verkopen; verboemelen
    • verspillen werkwoord (verspil, verspilt, verspilde, verspilden, verspild)
    • verkwanselen werkwoord (verkwansel, verkwanselt, verkwanselde, verkwanselden, verkwanseld)
    • verbrassen werkwoord (verbras, verbrast, verbraste, verbrasten, verbrast)
    • verkwisten werkwoord (verkwist, verkwistte, verkwistten, verkwist)
    • verkopen werkwoord (verkoop, verkoopt, verkocht, verkochten, verkocht)
    • verboemelen werkwoord (verboemel, verboemelt, verboemelde, verboemelden, verboemeld)
  2. to dissipate (waste; spill; slop; mess; squander)
    verspillen; verdoen
    • verspillen werkwoord (verspil, verspilt, verspilde, verspilden, verspild)
    • verdoen werkwoord (verdoe, verdoet, verdeed, verdeden, verdaan)
  3. to dissipate (disperse; scatter; break up)
    uiteendrijven
    • uiteendrijven werkwoord (drijf uiteen, drijft uiteen, dreef uiteen, dreven uiteen, uiteengedreven)
  4. to dissipate (scatter; disperse; break up)
    uiteenvliegen; uiteenstuiven; uit elkaar stuiven; uit elkaar vliegen
    • uiteenvliegen werkwoord (vlieg uiteen, vliegt uiteen, vloog uiteen, vlogen uiteen, uiteengevlogen)
    • uiteenstuiven werkwoord (stuif uiteen, stuift uiteen, stuifte uiteen, stuiften uiteen, uiteengestuift)
    • uit elkaar stuiven werkwoord (stuif uit elkaar, stuift uit elkaar, stoof uit elkaar, stoven uit elkaar, uit elkaar gestoven)
    • uit elkaar vliegen werkwoord (vlieg uit elkaar, vliegt uit elkaar, vloog uit elkaar, vlogen uit elkaar, uit elkaar gevlogen)

Conjugations for dissipate:

present
  1. dissipate
  2. dissipate
  3. dissipates
  4. dissipate
  5. dissipate
  6. dissipate
simple past
  1. dissipated
  2. dissipated
  3. dissipated
  4. dissipated
  5. dissipated
  6. dissipated
present perfect
  1. have dissipated
  2. have dissipated
  3. has dissipated
  4. have dissipated
  5. have dissipated
  6. have dissipated
past continuous
  1. was dissipating
  2. were dissipating
  3. was dissipating
  4. were dissipating
  5. were dissipating
  6. were dissipating
future
  1. shall dissipate
  2. will dissipate
  3. will dissipate
  4. shall dissipate
  5. will dissipate
  6. will dissipate
continuous present
  1. am dissipating
  2. are dissipating
  3. is dissipating
  4. are dissipating
  5. are dissipating
  6. are dissipating
subjunctive
  1. be dissipated
  2. be dissipated
  3. be dissipated
  4. be dissipated
  5. be dissipated
  6. be dissipated
diverse
  1. dissipate!
  2. let's dissipate!
  3. dissipated
  4. dissipating
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor dissipate:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
verkopen pushing; selling; trading
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
uit elkaar stuiven break up; disperse; dissipate; scatter
uit elkaar vliegen break up; disperse; dissipate; scatter
uiteendrijven break up; disperse; dissipate; scatter
uiteenstuiven break up; disperse; dissipate; scatter
uiteenvliegen break up; disperse; dissipate; scatter
verboemelen dissipate; squander; waste
verbrassen dissipate; squander; waste
verdoen dissipate; mess; slop; spill; squander; waste
verkopen dissipate; squander; waste deal in; handle; hawk; peddle; push; sell
verkwanselen dissipate; squander; waste
verkwisten dissipate; squander; waste
verspillen dissipate; mess; slop; spill; squander; waste
- break up; dispel; disperse; fool; fool away; fritter; fritter away; frivol away; scatter; shoot; spread out

Verwante woorden van "dissipate":


Synoniemen voor "dissipate":


Verwante definities voor "dissipate":

  1. spend frivolously and unwisely1
  2. move away from each other1
  3. to cause to separate and go in different directions1
  4. live a life of pleasure, especially with respect to alcoholic consumption1