Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Vertaal diddling

Vertaal diddling van Engels naar Nederlands

Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. diddling:
  2. diddle:

Engels

Uitgebreide vertaling voor diddling (Engels) in het Nederlands

diddling:

diddling [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the diddling (cajolery; coaxing)
    aftronen
  2. the diddling (coaxing; cadging; wheedling; )
    inpikken; bietsen
    • inpikken [znw.] zelfstandig naamwoord
    • bietsen [znw.] zelfstandig naamwoord
  3. the diddling (cajolery; coaxing; wheedling)
    troggelarij

Vertaal Matrix voor diddling:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aftronen cajolery; coaxing; diddling
bietsen cadging; cajolery; coaxing; diddling; obtaining by begging; sponging; wheedling
inpikken cadging; cajolery; coaxing; diddling; obtaining by begging; sponging; wheedling
troggelarij cajolery; coaxing; diddling; wheedling
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bietsen cadge; cajole; coax; cuddle; obtain by begging; pilfer; pinch; snatch; wheedle
inpikken cadge; cajole; coax; collar; cuddle; expropriate; filch; go thieving; make off with; nick; obtain by begging; pilfer; pinch; purloin; rob; snatch; snitch; steal; swipe; take; take away; wheedle

Verwante woorden van "diddling":


diddle:

to diddle werkwoord (diddles, diddled, diddling)

  1. to diddle (swindle; deceive; cheat; hoodwink; woodwink)
    afzetten; misleiden; bedriegen; besodemieteren; zwendelen; oplichten; beduvelen; belazeren; bedonderen
    • afzetten werkwoord (zet af, zette af, zetten af, afgezet)
    • misleiden werkwoord (misleid, misleidt, misleidde, misleidden, misleid)
    • bedriegen werkwoord (bedrieg, bedriegt, bedroog, bedrogen, bedrogen)
    • besodemieteren werkwoord (besodemieter, besodemietert, besodemieterde, besodemieterden, besodemieterd)
    • zwendelen werkwoord (zwendel, zwendelt, zwendelde, zwendelden, gezwendeld)
    • oplichten werkwoord (licht op, lichtte op, lichtten op, opgelicht)
    • beduvelen werkwoord (beduvel, beduvelt, beduvelde, beduvelden, beduveld)
    • belazeren werkwoord (belazer, belazert, belazerde, belazerden, belazerd)
    • bedonderen werkwoord (bedonder, bedondert, bedonderde, bedonderden, bedonderd)

Conjugations for diddle:

present
  1. diddle
  2. diddle
  3. diddles
  4. diddle
  5. diddle
  6. diddle
simple past
  1. diddled
  2. diddled
  3. diddled
  4. diddled
  5. diddled
  6. diddled
present perfect
  1. have diddled
  2. have diddled
  3. has diddled
  4. have diddled
  5. have diddled
  6. have diddled
past continuous
  1. was diddling
  2. were diddling
  3. was diddling
  4. were diddling
  5. were diddling
  6. were diddling
future
  1. shall diddle
  2. will diddle
  3. will diddle
  4. shall diddle
  5. will diddle
  6. will diddle
continuous present
  1. am diddling
  2. are diddling
  3. is diddling
  4. are diddling
  5. are diddling
  6. are diddling
subjunctive
  1. be diddled
  2. be diddled
  3. be diddled
  4. be diddled
  5. be diddled
  6. be diddled
diverse
  1. diddle!
  2. let's diddle!
  5. diddled
  6. diddling
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

diddle [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the diddle (con; skulduggery; varnishing; swindle; skullduggery)
    de verlakkerij

Vertaal Matrix voor diddle:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afzetten amputating; amputation; removing; taking
oplichten lighting up
verlakkerij con; diddle; skulduggery; skullduggery; swindle; varnishing
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afzetten cheat; deceive; diddle; hoodwink; swindle; woodwink amputate; be deceived; be duped; border; bring to a halt; bring to a standstill; cheat; clearly define; define; demarcate; disconnect; dodge; drop; drop off somewhere; edge; extinguish; fence; fence in; fence off; fool; halt; lie; make out; map out; mark out; matter; outline; put down; put out; put someone off; set out; stop; switch off; trace out; trick; turn off
bedonderen cheat; deceive; diddle; hoodwink; swindle; woodwink deceive; spoof; swindle; trick
bedriegen cheat; deceive; diddle; hoodwink; swindle; woodwink
beduvelen cheat; deceive; diddle; hoodwink; swindle; woodwink
belazeren cheat; deceive; diddle; hoodwink; swindle; woodwink
besodemieteren cheat; deceive; diddle; hoodwink; swindle; woodwink
misleiden cheat; deceive; diddle; hoodwink; swindle; woodwink deceive; lead up the garden path; mislead; put on the wrong track
oplichten cheat; deceive; diddle; hoodwink; swindle; woodwink be deceived; be duped; flash; get a lighter shade of colour; light; light up; lighten; lighten up; thunder
zwendelen cheat; deceive; diddle; hoodwink; swindle; woodwink
- fiddle; play; toy

Verwante woorden van "diddle":


Synoniemen voor "diddle":


Verwante definities voor "diddle":

  1. manipulate manually or in one's mind or imagination1







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0385 seconde
Page rendered in 1.0 seconds