Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Vertaal dependence

Vertaal dependence van Engels naar Nederlands

Overzicht

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

dependence:
- afhankelijkheid; verslaving; gewenning; verslaafdheid
Wiktionary:
- dependence → verslaving, afhankelijkheid, nood, dependentie
- dependence → afhankelijkheid, nood, verslaving

Engels

Uitgebreide vertaling voor dependence (Engels) in het Nederlands

dependence:

dependence [the ~] zelfstandig naamwoord

the dependence (addiction)
de afhankelijkheid; de verslaving; de gewenning; de verslaafdheid
- afhankelijkheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- verslaving [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- gewenning [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- verslaafdheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor dependence:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
afhankelijkheid	addiction; dependence	bondage; bondservice; dependency; thraldom; thralldom
gewenning	addiction; dependence	adoption; habituation; inurement
verslaafdheid	addiction; dependence
verslaving	addiction; dependence
-	addiction; dependance; dependency; habituation

Verwante woorden van "dependence":

independence

Synoniemen voor "dependence":

dependance; dependency; state
addiction; habituation; physiological state; physiological condition

Verwante definities voor "dependence":

the state of relying on or being controlled by someone or something else¹
being abnormally tolerant to and dependent on something that is psychologically or physically habit-forming (especially alcohol or narcotic drugs)¹
The state in which one entity relies upon specific hardware, software, or specific events for its own definition or functionality.²

Wiktionary: dependence

dependence

noun

irresistible need
- dependence → verslaving; afhankelijkheid
state of being dependent
- dependence → nood; afhankelijkheid

dependence

noun

afhankelijkheid
- dependentie → dependence

Cross Translation:

From	To	Via
• dependence	→ afhankelijkheid	↔ Abhängigkeit — Zustand, auf jemand oder etwas angewiesen zu sein
• dependence	→ afhankelijkheid; nood	↔ dépendance — État de qui, de ce qui dépend
• dependence	→ verslaving; afhankelijkheid	↔ dépendance — Dépendance physiologique à une substance