Death in het Nederlands vertaald uit het Engels

Overzicht

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

death:
- verscheiden; overlijden; dood; sterfgeval; sterfte
Wiktionary:
- death → dood, overlijden
- death → dood, ondergang, verderf, overlijden, sterfgeval, verscheiden, heengaan

Engels

Uitgebreide vertaling voor death (Engels) in het Nederlands

the death (decease)
het verscheiden; het overlijden; de dood
- verscheiden [het ~] zelfstandig naamwoord
- overlijden [het ~] zelfstandig naamwoord
- dood [de ~] zelfstandig naamwoord
the death
het sterfgeval; de sterfte
- sterfgeval [het ~] zelfstandig naamwoord
- sterfte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
the death
de dood
- dood [de ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
dood	death; decease
overlijden	death; decease
sterfgeval	death
sterfte	death
verscheiden	death; decease
-	decease; demise; destruction; dying; end; expiry; last
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
overlijden		be killed; be killed in action; be on one's deathbed; decease; depart this earth; depart this life; die; expire; fall; pass away; perish; succumb
verscheiden		die; expire; pass away
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
dood		dead; deceased; expired; gone; late; lifeless; no more; passed away; spiritless
verscheiden		divers; diverse; several; various
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	decease

the act of killing¹
- he had two deaths on his conscience¹
the event of dying or departure from life¹
- her death came as a terrible shock¹
the permanent end of all life functions in an organism or part of an organism¹
- the animal died a painful death¹
the absence of life or state of being dead¹
- he seemed more content in death than he had ever been in life¹
a final state¹
the time at which life ends; continuing until dead¹
- she stayed until his death¹
the time when something ends¹
- it was the death of all his plans¹

death

noun

death

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• death	→ dood	↔ Tod — Ende des Sterben
• death	→ dood; ondergang; verderf; overlijden; sterfgeval; verscheiden; heengaan	↔ mort — arrêt de la vie