Engels
Uitgebreide vertaling voor dawdling (Engels) in het Nederlands
dawdling:
-
dawdling (slow; dilatory; lingering; dragging; hesitating; wavering)
langzaam; traag; aarzelend; treuzelachtig; slepend; weifelend; dralend; besluitloos; treuzelend; talmend; leuterig-
langzaam bijvoeglijk naamwoord
-
traag bijvoeglijk naamwoord
-
aarzelend bijvoeglijk naamwoord
-
treuzelachtig bijvoeglijk naamwoord
-
slepend bijvoeglijk naamwoord
-
weifelend bijvoeglijk naamwoord
-
dralend bijvoeglijk naamwoord
-
besluitloos bijvoeglijk naamwoord
-
treuzelend bijvoeglijk naamwoord
-
talmend bijvoeglijk naamwoord
-
leuterig bijvoeglijk naamwoord
-
-
dawdling (languid; sluggish; indolent; lazy; inert; limp; tardy; passive; dragging; drooping; slow; listless; lingering; shuffling; inactive; slow of understanding)
Vertaal Matrix voor dawdling:
Verwante woorden van "dawdling":
Synoniemen voor "dawdling":
Verwante definities voor "dawdling":
dawdle:
Conjugations for dawdle:
present
- dawdle
- dawdle
- dawdles
- dawdle
- dawdle
- dawdle
simple past
- dawdled
- dawdled
- dawdled
- dawdled
- dawdled
- dawdled
present perfect
- have dawdled
- have dawdled
- has dawdled
- have dawdled
- have dawdled
- have dawdled
past continuous
- was dawdling
- were dawdling
- was dawdling
- were dawdling
- were dawdling
- were dawdling
future
- shall dawdle
- will dawdle
- will dawdle
- shall dawdle
- will dawdle
- will dawdle
continuous present
- am dawdling
- are dawdling
- is dawdling
- are dawdling
- are dawdling
- are dawdling
subjunctive
- be dawdled
- be dawdled
- be dawdled
- be dawdled
- be dawdled
- be dawdled
diverse
- dawdle!
- let's dawdle!
- dawdled
- dawdling
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they