Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- darken:
- dark:
-
Wiktionary:
- darken → worden, donkerder, kleuren, maken, donker, verduisteren
- darken → donker worden, versomberen, dempen, verdonkeren, verduisteren
- dark → onwetendheid, ongewisse, nachtval, het vallen van de avond, donker
- dark → donker, geheim, duister
- dark → duisternis, donker, obscuur, onbekend, duister, obscuriteit, donkerte, duisterheid, naargeestig, troosteloos, droefgeestig, melancholiek, weemoedig, zwaarmoedig, betrokken, bewolkt, mistroostig, somber, triestig
Engels
Uitgebreide vertaling voor darken (Engels) in het Nederlands
darken:
-
to darken (become overcast; cloud over)
-
to darken (obscure)
Conjugations for darken:
present
- darken
- darken
- darkens
- darken
- darken
- darken
simple past
- darkened
- darkened
- darkened
- darkened
- darkened
- darkened
present perfect
- have darkened
- have darkened
- has darkened
- have darkened
- have darkened
- have darkened
past continuous
- was darkening
- were darkening
- was darkening
- were darkening
- were darkening
- were darkening
future
- shall darken
- will darken
- will darken
- shall darken
- will darken
- will darken
continuous present
- am darkening
- are darkening
- is darkening
- are darkening
- are darkening
- are darkening
subjunctive
- be darkened
- be darkened
- be darkened
- be darkened
- be darkened
- be darkened
diverse
- darken!
- let's darken!
- darkened
- darkening
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor darken:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
verduisteren | cheating; corruption; corruptions; defalcation; embezzlement; fencing; fraud; malversation; malversations; swindle; swindling | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
betrekken | become overcast; cloud over; darken | |
verdonkeren | darken; obscure | cadge; collar; expropriate; filch; go thieving; make off with; nick; pilfer; pinch; purloin; rob; snatch; snitch; steal; swipe; take; take away |
verduisteren | darken; obscure | blur; cadge; collar; conceal; disguise; expropriate; filch; gloss over; go thieving; hide; hush up; make off with; mantle; nick; pilfer; pinch; purloin; rob; snatch; snitch; steal; suppress; swipe; take; take away; veil |
versomberen | darken; obscure |
Verwante woorden van "darken":
Synoniemen voor "darken":
Antoniemen van "darken":
Verwante definities voor "darken":
Wiktionary: darken
darken
Cross Translation:
verb
darken
verb
-
donkerder maken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• darken | → donker worden; versomberen; dempen | ↔ foncer — garnir d’un fond. |
• darken | → verdonkeren; verduisteren | ↔ obscurcir — rendre obscur. |
darken vorm van dark:
-
dark (unlit)
donker; duister; onverlicht-
donker bijvoeglijk naamwoord
-
duister bijvoeglijk naamwoord
-
onverlicht bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor dark:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
donker | dark; darkness | |
duister | dark; darkness | darkness; ignorance; obscurity; unfamiliarity with; vagueness |
duisternis | dark; darkness; hell; inferno | darkness |
hel | dark; darkness; hell; inferno | |
- | darkness; iniquity; night; nighttime; shadow; wickedness | |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
donker | dark; unlit | dubious; grimy; nasty; obscure; problematic; questionable; scary; shady; shifty; sinister; slimy; suspect; suspicious; uncertain; unreliable |
duister | dark; unlit | deceitful; dubious; grimy; mendacious; nasty; obscure; ominous; problematic; questionable; scary; shady; shifty; sinister; slimy; suspect; suspicious; uncertain; unreliable |
hel | garish; glaring; shrill; staring | |
onverlicht | dark; unlit | |
- | benighted; black; colored; coloured; dark-skinned; dour; glowering; glum; moody; morose; non-white; obscure; saturnine; sinister; sour; sullen |
Verwante woorden van "dark":
Synoniemen voor "dark":
Antoniemen van "dark":
Verwante definities voor "dark":
Wiktionary: dark
dark
Cross Translation:
noun
dark
-
ignorance
- dark → onwetendheid; ongewisse
-
nightfall
- dark → nachtval; het vallen van de avond
-
a complete or partial absence of light
- dark → donker
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• dark | → duisternis | ↔ Dunkelheit — ein dunkel, lichtarmer Zustand oder Ort |
• dark | → donker; obscuur; onbekend; duister | ↔ obscur — Où il y a peu, où il n’y a pas de lumière. |
• dark | → donker; duister; duisternis; obscuriteit; donkerte; duisterheid | ↔ obscurité — absence partielle ou totale de lumière. |
• dark | → naargeestig; troosteloos; droefgeestig; melancholiek; weemoedig; zwaarmoedig; betrokken; bewolkt; donker; duister; mistroostig; somber; triestig | ↔ sombre — Qui est peu éclairer ; qui recevoir peu de lumière ; qui est obscur. |