Curing in het Nederlands vertaald uit het Engels

Remove Ads

Overzicht

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

curing:
- saneren; sanering; gezondmaking
- helend; genezend
cure:
- genezen; cureren; vis kaken; uitsnijden; kaken; gezond worden; beteren; helen; verduurzamen; gezond maken
- geneeswijze; geneeskundige methode
Wiktionary:
- cure → genezen, cureren
- cure → remedie
- cure → genezen, kuur, pastorie, pastoorschap, geestelijke, pastoor, pastor, zielszorger, zielverzorger, priester, helen, behandelen, cureren, beter worden, behartigen, verzorgen, verplegen, zorgen

Engels

Uitgebreide vertaling voor curing (Engels) in het Nederlands

curing:

curing [the ~] zelfstandig naamwoord

the curing (healing; reorganization; reorganisation)
saneren; de sanering; de gezondmaking
- saneren [znw.] zelfstandig naamwoord
- sanering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- gezondmaking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

curing bijvoeglijk naamwoord

curing (healing)
helend; genezend
- helend bijvoeglijk naamwoord
- genezend bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor curing:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
gezondmaking	curing; healing; reorganisation; reorganization
saneren	curing; healing; reorganisation; reorganization
sanering	curing; healing; reorganisation; reorganization
-	hardening; set; solidification; solidifying
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
saneren		clean up; redevelop; reorganise; reorganize; restore
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
genezend	curing; healing
helend	curing; healing

Verwante woorden van "curing":

cure

Synoniemen voor "curing":

hardening; solidifying; solidification; set; natural process; natural action; action; activity

Verwante definities voor "curing":

the process of becoming hard or solid by cooling or drying or crystallization¹

curing vorm van cure:

to cure werkwoord (cures, cured, curing)

to cure (heal; restore to health)

– provide a cure for, make healthy again ¹
genezen; cureren
- genezen werkwoord (genees, geneest, genas, genazen, genezen)
- cureren werkwoord (cureer, cureert, cureerde, cureerden, gecureerd)
to cure (gut and cure)

– prepare by drying, salting, or chemical processing in order to preserve ¹
vis kaken; uitsnijden; kaken
- vis kaken werkwoord
- uitsnijden werkwoord (snijd uit, snijdt uit, sneed uit, sneden uit, uitgesneden)
- kaken werkwoord (kaak, kaakt, kaakte, kaakten, gekaakt)
to cure (recover; get well; regain one's health)

– provide a cure for, make healthy again ¹
genezen; gezond worden; beteren; helen
- genezen werkwoord (genees, geneest, genas, genazen, genezen)
- gezond worden werkwoord (word gezond, wordt gezond, werd gezond, werden gezond, gezond geworden)
- beteren werkwoord (beter, betert, beterde, beterden, gebeterd)
- helen werkwoord (heel, heelt, heelde, heelden, geheeld)
to cure (preserve)

– be or become preserved ¹
verduurzamen
- verduurzamen werkwoord (verduurzaam, verduurzaamt, verduurzaamde, verduurzaamden, verduurzaamd)
to cure (restore to health; make well)

– provide a cure for, make healthy again ¹
gezond maken
- gezond maken werkwoord (maak gezond, maakt gezond, maakte gezond, maakten gezond, gezond gemaakt)

Conjugations for cure:

present

cure
cure
cures
cure
cure
cure

simple past

cured
cured
cured
cured
cured
cured

present perfect

have cured
have cured
has cured
have cured
have cured
have cured

past continuous

was curing
were curing
was curing
were curing
were curing
were curing

future

shall cure
will cure
will cure
shall cure
will cure
will cure

continuous present

am curing
are curing
is curing
are curing
are curing
are curing

subjunctive

be cured
be cured
be cured
be cured
be cured
be cured

diverse

cure!
let's cure!
cured
curing

1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

cure [the ~] zelfstandig naamwoord

the cure (method of treatment; therapy; remedy)

– a medicine or therapy that cures disease or relieve pain ¹
de geneeswijze; geneeskundige methode
- geneeswijze [de ~] zelfstandig naamwoord
- geneeskundige methode [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor cure:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
geneeskundige methode	cure; method of treatment; remedy; therapy
geneeswijze	cure; method of treatment; remedy; therapy	therapeutics
gezond worden		getting well; healing; recovery; recuperation; return to health
-	curative; remedy; therapeutic
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
beteren	cure; get well; recover; regain one's health	better; better one's life; correct; get better; improve; make better; renew
cureren	cure; heal; restore to health
genezen	cure; get well; heal; recover; regain one's health; restore to health
gezond maken	cure; make well; restore to health
gezond worden	cure; get well; recover; regain one's health
helen	cure; get well; recover; regain one's health	get well again; sell and receive stolen goods
kaken	cure; gut and cure
uitsnijden	cure; gut and cure
verduurzamen	cure; preserve
vis kaken	cure; gut and cure
-	bring around; heal
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
genezen		cured

Verwante woorden van "cure":

curing, curable, cured, cures

Synoniemen voor "cure":

remedy; curative; therapeutic; medicine; medication; medicament; medicinal drug
bring around; heal; help; aid
preserve; keep
harden; indurate
change

Verwante definities voor "cure":

a medicine or therapy that cures disease or relieve pain¹
provide a cure for, make healthy again¹
- The treatment cured the boy's acne¹
prepare by drying, salting, or chemical processing in order to preserve¹
- cure meats¹
- cure pickles¹
- cure hay¹
be or become preserved¹
- the apricots cure in the sun¹
make (substances) hard and improve their usability¹
- cure resin¹
- cure cement¹
- cure soap¹

Wiktionary: cure

cure

verb

to restore to health
- cure → genezen

noun

a method, device or medication that restores good health
- cure → remedie

cure

verb

(overgankelijk) genezen
- cureren → cure; treat
(ergatief)gezond worden, herstellen van ziekte of verwonding
- genezen → cure

Cross Translation:

From	To	Via
• cure	→ genezen	↔ assainir — rendre sain.
• cure	→ kuur; pastorie; pastoorschap	↔ cure — soin, souci. — En ce sens, il est surtout usité dans l’expression : n’avoir cure.
• cure	→ geestelijke; pastoor; pastor; zielszorger; zielverzorger; priester	↔ curé — prêtre de l'église catholique romaine pourvoir d’une cure.
• cure	→ genezen; helen; behandelen; cureren	↔ guérir — délivrer d’un mal physique.
• cure	→ beter worden; genezen; helen; behandelen; cureren	↔ guérir — Se délivrer d’un mal physique.
• cure	→ behartigen; verzorgen; behandelen; cureren; verplegen; zorgen	↔ soigner — avoir soin de quelqu’un ou de quelque chose.

Verwante vertalingen van curing

curing of herrings

Remove Ads

Vertaal curing van Engels naar Nederlands

Uitgebreide vertaling voor curing (Engels) in het Nederlands

curing:

curing [the ~] zelfstandig naamwoord

the curing (healing; reorganization; reorganisation)

curing bijvoeglijk naamwoord

curing (healing)

Vertaal Matrix voor curing:

Verwante woorden van "curing":

Synoniemen voor "curing":

Verwante definities voor "curing":

curing vorm van cure:

to cure werkwoord (cures, cured, curing)

to cure (heal; restore to health)

to cure (gut and cure)

to cure (recover; get well; regain one's health)

to cure (preserve)

to cure (restore to health; make well)

Conjugations for cure:

present

simple past

present perfect

past continuous

future

continuous present

subjunctive

diverse

cure [the ~] zelfstandig naamwoord

the cure (method of treatment; therapy; remedy)

Vertaal Matrix voor cure:

Verwante woorden van "cure":

Synoniemen voor "cure":

Verwante definities voor "cure":

Wiktionary: cure

Verwante vertalingen van curing