Credit in het Nederlands vertaald uit het Engels

Remove Ads

Overzicht

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

credit:
- crediteren; eer bewijzen
- krediet; credit
Wiktionary:
- credit → kredietwaardigheid, saldo, lof, lofbetuiging, krediet, betalingsuitstel
- credit → toedenken, toeschrijven, crediteren, geloven, geloof hechten aan
- credit → geloofwaardigheid, krediet
Gebruikers suggesties voor credit:
- beltegoed

Engels

Uitgebreide vertaling voor credit (Engels) in het Nederlands

credit:

to credit werkwoord (credits, creditted, creditting)

to credit
crediteren
- crediteren werkwoord (crediteer, crediteert, crediteerde, crediteerden, gecrediteerd)
to credit (honour; honor)
eer bewijzen
- eer bewijzen werkwoord (bewijs eer, bewijst eer, bewees eer, bewezen eer, eer bewezen)
to credit

– To enter an amount that decreases the balance of an asset or expense account or increases a liability, owners equity or revenue account. ¹
crediteren
- crediteren werkwoord (crediteer, crediteert, crediteerde, crediteerden, gecrediteerd)

Conjugations for credit:

present

credit
credit
credits
credit
credit
credit

simple past

creditted
creditted
creditted
creditted
creditted
creditted

present perfect

have creditted
have creditted
has creditted
have creditted
have creditted
have creditted

past continuous

was creditting
were creditting
was creditting
were creditting
were creditting
were creditting

future

shall credit
will credit
will credit
shall credit
will credit
will credit

continuous present

am creditting
are creditting
is creditting
are creditting
are creditting
are creditting

subjunctive

be creditted
be creditted
be creditted
be creditted
be creditted
be creditted

diverse

credit!
let's credit!
creditted
creditting

1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

credit [the ~] zelfstandig naamwoord

the credit
het krediet; het credit
- krediet [het ~] zelfstandig naamwoord
- credit [het ~] zelfstandig naamwoord
the credit
het krediet
- krediet [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor credit:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
credit	credit
krediet	credit
-	acknowledgment; citation; cite; course credit; credit entry; credit rating; deferred payment; mention; quotation; recognition; reference
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
crediteren	credit
eer bewijzen	credit; honor; honour
-	accredit
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	confidence; credence

Verwante woorden van "credit":

discredit, crediting, creditable, credits

Synoniemen voor "credit":

recognition; approval; commendation
assets
credit entry; entry; accounting entry; ledger entry
accomplishment; achievement
deferred payment; payment
course credit; attainment
citation; cite; acknowledgment; reference; mention; quotation; note; annotation; notation
title
impute; ascribe; assign; attribute
accredit
account; calculate
trust; swear; rely; bank

Antoniemen van "credit":

debit; cash

Verwante definities voor "credit":

used in the phrase `to your credit' in order to indicate an achievement deserving praise²
- she already had several performances to her credit²
recognition by a college or university that a course of studies has been successfully completed; typically measured in semester hours²
an estimate, based on previous dealings, of a person's or an organization's ability to fulfill their financial commitments²
an entry on a list of persons who contributed to a film or written work²
- the credits were given at the end of the film²
approval²
- he was given credit for his work²
- give her credit for trying²
a short note recognizing a source of information or of a quoted passage²
arrangement for deferred payment for goods and services²
money available for a client to borrow²
an accounting entry acknowledging income or capital items²
have trust in; trust in the truth or veracity of²
give someone credit for something²
- We credited her for saving our jobs²
ascribe an achievement to²
- She was not properly credited in the program²
accounting: enter as credit²
- We credit your account with $100²
To enter an amount that decreases the balance of an asset or expense account or increases a liability, owners equity or revenue account.¹
An account entry that typically increases liabilities, owners' equity, or income, and decreases assets or expenses.¹

Wiktionary: credit

credit

noun

one's credit rating
- credit → kredietwaardigheid
accounting: amount added to an account
- credit → saldo
recognition and respect
- credit → lof; lofbetuiging
privilege of delayed payment
- credit → krediet; betalingsuitstel

verb

to acknowledge a contribution
- credit → toedenken; toeschrijven
to add to an account
- credit → crediteren
to believe
- credit → geloven; geloof hechten aan

credit

verb

als tegoed boeken
- crediteren → credit
overtuigd zijn dat iets waar is
- geloven → believe; credit

noun

een lening
- krediet → credit

Cross Translation:

From	To	Via
• credit	→ geloofwaardigheid	↔ Glaubwürdigkeit — Glaubwürdigsein; glaubwürdige Eigenschaft
• credit	→ krediet	↔ Kredit — meist gegen Zahlung von Zinsen zur Verfügung gestelltes fremdes Kapital

Verwante vertalingen van credit

Remove Ads

Vertaal credit van Engels naar Nederlands

Uitgebreide vertaling voor credit (Engels) in het Nederlands

credit:

to credit werkwoord (credits, creditted, creditting)

to credit

to credit (honour; honor)

to credit

Conjugations for credit:

present

simple past

present perfect

past continuous

future

continuous present

subjunctive

diverse

credit [the ~] zelfstandig naamwoord

the credit

the credit

Vertaal Matrix voor credit:

Verwante woorden van "credit":

Synoniemen voor "credit":

Antoniemen van "credit":

Verwante definities voor "credit":

Wiktionary: credit

Verwante vertalingen van credit