Country in het Nederlands vertaald uit het Engels

Overzicht

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

country:
- staat; land; rijk; natie; platteland
Wiktionary:
- country → land-, boeren-, plattelands
- country → country, platteland, open veld, land
- country → gebied, gewest, regio, streek, landstreek, land

Engels

Uitgebreide vertaling voor country (Engels) in het Nederlands

the country (nation; state; empire; kingdom)
de staat; het land; het rijk; de natie
- staat [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- land [het ~] zelfstandig naamwoord
- rijk [het ~] zelfstandig naamwoord
- natie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
the country (country side; field; estate)
de platteland; het land
- platteland [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- land [het ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
land	country; country side; empire; estate; field; kingdom; nation; state	land; landscape; scenery
natie	country; empire; kingdom; nation; state	nation; people
platteland	country; country side; estate; field	countryside
rijk	country; empire; kingdom; nation; state	kingdom; realm
staat	country; empire; kingdom; nation; state	State; condition; list; position; record; report; situation; state; statement; summary
-	area; body politic; commonwealth; land; nation; res publica; rural area; state
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
rijk		moneyed; monied; wealthy; well-of
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	countryside; ground; land; native country; rural area; rural areas; terrain

state; land; administrative district; administrative division; territorial division
nation; commonwealth; res publica; body politic; political unit; political entity
people
rural area; geographical area; geographic area; geographical region; geographic region
area; region

the people who live in a nation or country¹
- the whole country worshipped him¹
a politically organized body of people under a single government¹
- the country's largest manufacturer¹
a particular geographical region of indefinite boundary (usually serving some special purpose or distinguished by its people or culture or geography)¹
- Bible country¹
the territory occupied by a nation¹
- he visited several European countries¹
an area outside of cities and towns¹
- his poetry celebrated the slower pace of life in the country¹

country

adjective

of, from or pertaining to the countryside (adjective)
- country → land-; boeren-; plattelands

noun

country music
- country → country
the country, rural area, as opposed to the town or city
- country → platteland; open veld
nation state
- country → land
region of land
- country → land

country

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• country	→ gebied; gewest; regio; streek; landstreek; land	↔ contrée — géographie\|fr certain étendue de pays.