Engels

Uitgebreide vertaling voor cooking (Engels) in het Nederlands

cooking:

cooking [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the cooking
    koken; de kokerij
    • koken [znw.] zelfstandig naamwoord
    • kokerij [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  2. the cooking (boiling)
    koken; boven 100 graden zijn
  3. the cooking (boiling)
    kooksel
    • kooksel [znw.] zelfstandig naamwoord
  4. the cooking (catering)
    de kokerij
    • kokerij [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor cooking:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boven 100 graden zijn boiling; cooking
koken boiling; cooking preparing diner; seething
kokerij catering; cooking
kooksel boiling; cooking
- cookery; preparation
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
koken cook; do the cooking; prepare a meal
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- boiling; making; preparation

Verwante woorden van "cooking":


Synoniemen voor "cooking":


Verwante definities voor "cooking":

  1. the act of preparing something (as food) by the application of heat1
    • cooking can be a great art1

Wiktionary: cooking


Cross Translation:
FromToVia
cooking keuken Küche — die Kochkunst und die Art und Weise des Kochens im Allgemeinen und in bestimmten Regionen oder von bestimmten Personen oder Personengruppen

cook:

cook [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the cook (head-cook; chef)
    de kok; de keukenmeester
    • kok [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • keukenmeester [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. the cook (kitchen-maid; chef; caterer; head-cook)
    de keukenprinses; de meid; de keukenmeid
  3. the cook (chef; caterer; head-cook)
    de kokkie; de kookster
    • kokkie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • kookster [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

to cook werkwoord (cooks, cooked, cooking)

  1. to cook (prepare a meal; do the cooking)
    koken; eten bereiden; kokkerellen
    • koken werkwoord (kook, kookt, kookte, kookten, gekookt)
    • eten bereiden werkwoord
    • kokkerellen werkwoord (kokkerel, kokkerelt, kokkerelde, kokkerelden, gekokkereld)
  2. to cook (prepare; brew; make ready)
    bereiden; klaarmaken; prepareren; brouwen; iets toebereiden
    • bereiden werkwoord (bereid, bereidt, bereidde, bereidden, bereid)
    • klaarmaken werkwoord (maak klaar, maakt klaar, maakte klaar, maakten klaar, klaargemaakt)
    • prepareren werkwoord (prepareer, prepareert, prepareerde, prepareerden, geprepareerd)
    • brouwen werkwoord (brouw, brouwt, brouwde, brouwden, gebrouwd)
    • iets toebereiden werkwoord
  3. to cook (boil with rage; seethe; anneal; start boiling; reach the boiling point)
    zieden; koken van woede
  4. to cook
    gaar koken
    • gaar koken werkwoord (kook gaar, kookt gaar, kookte gaar, kookten gaar, gaar gekookd)

Conjugations for cook:

present
  1. cook
  2. cook
  3. cooks
  4. cook
  5. cook
  6. cook
simple past
  1. cooked
  2. cooked
  3. cooked
  4. cooked
  5. cooked
  6. cooked
present perfect
  1. have cooked
  2. have cooked
  3. has cooked
  4. have cooked
  5. have cooked
  6. have cooked
past continuous
  1. was cooking
  2. were cooking
  3. was cooking
  4. were cooking
  5. were cooking
  6. were cooking
future
  1. shall cook
  2. will cook
  3. will cook
  4. shall cook
  5. will cook
  6. will cook
continuous present
  1. am cooking
  2. are cooking
  3. is cooking
  4. are cooking
  5. are cooking
  6. are cooking
subjunctive
  1. be cooked
  2. be cooked
  3. be cooked
  4. be cooked
  5. be cooked
  6. be cooked
diverse
  1. cook!
  2. let's cook!
  3. cooked
  4. cooking
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor cook:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bereiden composing; preparation
keukenmeester chef; cook; head-cook
keukenmeid caterer; chef; cook; head-cook; kitchen-maid
keukenprinses caterer; chef; cook; head-cook; kitchen-maid
klaarmaken composing; preparation
kok chef; cook; head-cook
koken boiling; cooking; preparing diner; seething
kokkie caterer; chef; cook; head-cook
kookster caterer; chef; cook; head-cook
meid caterer; chef; cook; head-cook; kitchen-maid maid; maiden
zieden seething
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bereiden brew; cook; make ready; prepare prepare
brouwen brew; cook; make ready; prepare prepare
eten bereiden cook; do the cooking; prepare a meal
gaar koken cook
iets toebereiden brew; cook; make ready; prepare
klaarmaken brew; cook; make ready; prepare accomplish; bring to an end; complete; end; finish; get done; get ready; prepare
koken cook; do the cooking; prepare a meal
koken van woede anneal; boil with rage; cook; reach the boiling point; seethe; start boiling
kokkerellen cook; do the cooking; prepare a meal
prepareren brew; cook; make ready; prepare introduce; prepare
zieden anneal; boil with rage; cook; reach the boiling point; seethe; start boiling
- fake; falsify; fix; fudge; make; manipulate; misrepresent; prepare; ready; wangle
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- dress; female cook; kitchen-maid; make; prepare

Verwante woorden van "cook":


Synoniemen voor "cook":


Verwante definities voor "cook":

  1. someone who cooks food1
  2. transform and make suitable for consumption by heating1
    • These potatoes have to cook for 20 minutes1
  3. transform by heating1
    • The apothecary cooked the medicinal mixture in a big iron kettle1
  4. prepare for eating by applying heat1
  5. prepare a hot meal1
    • My husband doesn't cook1
  6. tamper, with the purpose of deception1
    • cook the books1

Wiktionary: cook

cook
verb
  1. colloquial: be uncomfortably hot
  2. prepare food
  3. become ready for eating
  4. prepare (food) for eating
noun
  1. a person who prepares food for a living
cook
verb
  1. met behulp van ingrediënten een maaltijd klaarmaken

Cross Translation:
FromToVia
cook koken kochenLebensmittel unter Einwirkung von Hitze zu einer Mahlzeit zubereiten
cook koken cuirepréparer les aliments par le moyen du feu, de la chaleur, pour les rendre propres à être manger. devenir propre à être mangé ou propre à tel ou tel usage par le moyen du feu, de la chaleur.
cook koken cuisiner — Préparer à manger
cook kok cuisinier — Celui qui prépare la nourriture

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van cooking